De nieuwe fiches voor ouders zijn er!
AUG 23- Ontdek hier de nieuwe fiches voor ouders.
Diverse internationale studies (Smolak, Murnen, & Ruble, 2000; Thompson & Sherman, 2010) tonen aan dat topsporters een iets hoger risico hebben om een eetprobleem te ontwikkelen in vergelijking met wie niet aan topsport doet. Dit blijkt voornamelijk het geval voor vrouwelijke elitesporters binnen bepaalde sporttakken zoals duursporten, esthetische sporten, sporten met gewichtscategorieën, enz. Gezien er geen cijfers beschikbaar zijn voor Vlaanderen, werd een onderzoek gevraagd door Bloso aan Eetexpert. Prof. Laurence Claes (KUL) coördineerde dit onderzoek i.s.m. Liesbet Boone (Ugent) rond vier onderzoeksvragen:
Hiertoe werden 255 Vlaamse topsporters uit meer dan 16 verschillende sporttaken bevraagd, waarvan 137 (53,7%) mannen en 118 (46,3%) vrouwen. De gemiddelde leeftijd van de topsporters bedroeg 17,04 jaar (SD = 3,96).
Om de eetstoornissymptomen van de topsporters in kaart te brengen, werd de Nederlandstalige versie van de Eating Disorder Inventory-2, de EDI-2 (Van Strien, 2002) afgenomen. Er werd enkel gebruik gemaakt van de drie EDI-2 schalen die zich focussen op eetstoornissymptomen, namelijk “Streven naar slankheid”, “Boulimia” en “Lichaams(on)tevredenheid”. Om perfectionisme te meten is er gebruik gemaakt van twee schalen van de Frost Multidimensionale Perfectionisme Schaal (Frost, Marten, Lahart, & Rosenblate, 1990). Deze schalen waren: “Persoonlijk standaarden” en “Zelfkritisch perfectionisme”.
Op basis van dit onderzoek bleek dat topsporters gemiddeld genomen significant lager scoren op de drie kernsymptomen van eetstoornissen in vergelijking met eetstoornispatiënten. In vergelijking met leeftijdsgenoten (van hetzelfde geslacht en leeftijd), scoren topsporters licht verhoogd op de schalen “Streven naar slankheid” en “Boulimia”, maar zijn zij even (on)tevreden over hun lichaam als leeftijdsgenoten. In vergelijking met leeftijdsgenoten focussen topsporters meer op hun eetpatroon en gewicht. Dit is geen verrassing gezien topsporters meer aandacht moeten besteden aan wat ze eten door het effect ervan op hun prestaties.
Topsporters die toch neigen naar een eetprobleem vertonen vaak geen ondergewicht. Wel worstelen zij eerder met hun strikte dieet. Prof. Dr. Laurence Claes zegt dat “het restrictief eetpatroon van topsporters een verhoogd risico op controleverlies over eten tot gevolg kan hebben. Een verboden vrucht is immers verleidelijk.” Het is dus belangrijk om in topsport de nadruk te leggen op een gezond, gevarieerd en sportief eetpatroon.
Tot slot werd vastgesteld dat mannelijke en vrouwelijke topsporters die hoog scoren op de drie kernsymptomen van eetstoornissen ook significant hoger scoren op zelfkritisch perfectionisme (d.w.z. hun gevoel van eigenwaarde laten afhangen van hun prestaties). Dit lijkt aan te geven dat topsporters die hun zelfwaardegevoel in sterke mate laten afhangen van prestaties ook een hoger risico hebben om eetproblemen te ontwikkelen.