Vroegdetectie en vroeginterventie
Vroegtijdig herkennen van eetstoornissen en gewichtsproblemen zorgt voor een betere kans op herstel. Men heeft er dus alle belang bij dat zowel de betrokkene als de omgeving tijdig de signalen van een eet- of gewichtsprobleem herkennen. Daarbij hoef je als omstaander geen diagnose te stellen. De signalen die aangeven dat er mogelijk sprake is van een eet- of gewichtsprobleem kunnen we opdelen in drie niveaus: lichamelijk, gedragsmatig en psychosociaal.
Een eerste belangrijk lichamelijk signaal is meestal een verandering in gewicht: een vermagering, een toename in gewicht of een schommeling in gewicht. Daarnaast zijn er nog andere lichamelijke signalen die mogelijk wijzen op een eet- of gewichtsprobleem bijvoorbeeld: onregelmatig worden of uitblijven van de menstruaties, maag/darmklachten (buikpijn, misselijkheid, zuurbranden, obstipatie), vertraging van lengtegroei bij kinderen, enzovoort.
Evenwichtig eetgedrag betekent een evenwicht tussen 4 vaardigheden: genieten van voeding, structuur brengen in eten, luisteren naar honger en verzadigingssignalen, open staan voor verschillende soorten voeding en smaken. Te veel of te weinig nadruk op één of meerdere vaardigheden geeft een hapering in eetgedrag en is mogelijk een signaal voor eet- en gewichtsproblemen. Mogelijke signalen zijn: bepaald voedsel weigeren, voortdurend bezig zijn met eten, maaltijden overslaan, schuldgevoel over “te veel” eten, te frequent eten (grazen)/te weinig eten, abnormaal grote hoeveelheden eten enzovoort.
Evenwichtig bewegen. Net zoals bij eten staat ook bij bewegen het belang van evenwicht centraal. Voldoende bewegen draagt bij tot een goede gezondheid. Te weinig bewegen en te veel sedentair gedrag kan leiden tot overgewicht, maar ook overmatig bewegen kan ongezond zijn. Men spreekt van overmatig bewegen wanneer de beweging (sport, fitness) interfereert met belangrijke activiteiten, optreedt op ongepaste tijdstippen of in ongepaste settings, of wanneer beweging wordt verder gezet ondanks letsels of medische complicaties (American Psychiatric Association, 2000). Te veel bewegen kan een signaal van een (beginnende) eetstoornis zijn, en dit des te meer naarmate de beweging vooral dient om de lichaamsvorm of het gewicht te beïnvloeden.
Naast lichamelijke en gedragsmatige veranderingen, zijn er ook psychosociale factoren die kunnen wijzen op eet- of gewichtsproblemen. Voorbeelden zijn o.a. een gebrek aan zelfvertrouwen, veel bezig zijn met gewicht en figuur, gewicht bepaalt humeur, faalangst, perfectionisme, sociaal isolement.
Het blijft een moeilijke inschatting om te evalueren of iemand tijdelijk wat ‘hapert’ dan wel een eetprobleem aan het ontwikkelen is. In sommige groepen van jongeren zijn er bijvoorbeeld tijdelijke golven van gezond eten, vegetarisme, lijnen …, maar kunnen we niet spreken van eetproblemen. Goed overleg met anderen uit de omgeving van de betrokkene is vereist voor het vroegtijdig herkennen van eetstoornissen en gewichtsproblemen.
Bij herkenning van signalen van een (beginnend) eet- of gewichtsprobleem of bij sterk vermoeden ervan is de huisarts de aangewezen zorgverstrekker om dit verder te beoordelen gezien de mogelijke risico’s voor de gezondheid. Bij zuigelingen, peuters en kleuters is Kind & Gezin een belangrijk aanspreekpunt; bij schoolgaande kinderen en jongeren kan het CLB worden ingeschakeld.