De nieuwe fiches voor ouders zijn er!
AUG 23- Ontdek hier de nieuwe fiches voor ouders.
Op dinsdag 6 april 2021 organiseerde Eetexpert een masterclass voor gevorderde diëtisten, over eetstoornissen in (top)sport. De masterclass werd gegeven door sportdiëtiste Inge De Ridder (Thomas More hogeschool).
In het eerste deel van dit verslag (‘Know’) wordt theoretische uitleg en achtergrond gegeven bij het syndroom van Relative Energy Deficiency in Sport (RED-S). In het tweede deel gaan we in op de detectie en screening (‘Observe, ask, listen”), en in het derde deel (“Act”) op de preventie en behandeling van RED-S.
Minder dan 50 % van de sportartsen, -kinesisten en -coaches herkennen de symptomen van het syndroom RED-S. Voor het welzijn van atleten is het daarom belangrijk om de kennis bij professionals te vergroten over (risicofactoren voor) eetstoornissen, lage energiebeschikbaarheid (‘Low Energy Availability’ of LEA) en RED-S.
Het spectrum van eetgedrag bij de topsporter gaat van optimale voeding, over verstoord eetgedrag tot eetstoornissen (zie figuur 1) (1).
Optimale voeding bij de topsporter situeert zich op nutriëntenniveau. Op individueel niveau wordt namelijk bepaald hoeveel koolhydraten, eiwitten en vetten een atleet nodig heeft om zo’n goed mogelijke prestaties te behalen. Daarnaast dient de voeding voldoende energie (kcal) te bevatten en wordt ook aandacht besteed aan de timing van de maaltijden.
Eetstoornissen worden bij sporters op dezelfde manier gediagnosticeerd als bij niet-sporters, op basis van de DSM-5-criteria. Bij iemand met een eetstoornis dient er ‘food-based’ voedingsadvies gegeven te worden, op niveau van voedingsmiddelen.
Tussen geoptimaliseerde voeding en eetstoornissen bevindt zich het ‘verstoord eetgedrag’, ook hier wordt best advies gegeven op food-based niveau. Aangezien verstoord eetgedrag zich kan ontwikkelen tot een eetstoornis, is het belangrijk om hier aandacht voor te hebben. Verstoord eetgedrag is echter moeilijk te detecteren bij een atleet, aangezien die vaak heel hard bezig is met voeding en bewegen. Bovendien wordt dergelijk gedrag door de sportomgeving vaak als zeer positief onthaald wordt (“die gaat er echt voor”).
Er zijn verschillende risicofactoren die ervoor zorgen dat iemand een eetstoornis ontwikkelt binnen de sport. Ten eerste zijn er risicovolle sporten, ten tweede zijn er sportspecifieke risicofactoren en ten derde zijn er de risicofactoren specifiek voor de atleet.
Tot de risicovolle sporten behoren de sporten waar het esthetische een rol speelt, sporten waarbij het een voordeel is als je minder weegt en sporten waarbij er een onderverdeling is op basis van gewicht (gewichtsklassen).
Dan zijn er de sportspecifieke risicofactoren die een rol spelen bij het ontwikkelen van een eetstoornis. Een voorbeeld hiervan is de focus op voeding die vaak eigen is aan topsport. Iemand die stopt met (top)sport, kan nog altijd heel hard gefocust blijven op eten.
Tot slot zijn er nog de risicofactoren specifiek voor de atleet. Voorbeelden hiervan zijn een laag zelfbeeld en ongezond perfectionisme. Een laag zelfbeeld ziet men vaak bij gewichtsgerichte sporten, maar ook in bv. sporten waar er aansluitende kledij wordt gedragen, zoals bij zwemmen en kunstschaatsen. Ook wanneer er bijvoorbeeld gezamenlijke weegsessies worden georganiseerd, waarbij het gewicht van sporters met elkaar wordt vergeleken of er negatieve opmerkingen zijn rond het gewicht van sporters, kan dat nefast zijn voor het zelfbeeld van de atleet.
Sportperfectionisme komt voor bij bijna elke atleet, ze willen zichzelf steeds naar een hoger niveau brengen. Perfectionisme bestaat uit verschillende aspecten, en niet bij iedereen komen dezelfde aspecten voor. Een eerste aspect is het stellen van hoge eisen, wat kan gezien worden als een goede eigenschap. Andere aspecten zijn bezorgdheid over fouten en/of waargenomen druk van buitenaf (bv. ook via media/sociale media). Wanneer deze erbij komen, kan het perfectionisme ongezond evolueren.
“Als diëtist is het belangrijk om de atleet goed te ondersteunen en samen te kijken naar wat haalbaar is. Er moet steeds gezocht worden naar het juiste evenwicht en het is dus essentieel om de goede balans te vinden tussen gezondheid en prestatie.”
Om normaal te kunnen functioneren moet de energie-inname in balans zijn met het energieverbruik. De energie-inname gebeurt via de voeding. Het energieverbruik wordt bepaald door fysieke activiteit zoals sporten, maar ook door continu doorlopende processen in het lichaam zoals groei en celvernieuwing. De energiebeschikbaarheid is de hoeveelheid energie die beschikbaar is om de gezonde werking van het lichaam te ondersteunen, nadat de energie voor lichaamsbeweging werd afgetrokken van de energie-inname via de voeding (2,3).
Energiebeschikbaarheid (EA) = (Energie-inname (kcal) – energieverbruik training (kcal/kg vetvrije massa))/vetvrije massa
Bij vrouwen spreekt men van lage energiebeschikbaarheid bij minder dan 30 kilocalorieën per kg vetvrije massa en bij mannen bij minder dan 25 kilocalorieën per kg vetvrije massa.
“Lage energiebeschikbaarheid (LEA) is het gebrek aan energie om normale lichaamsfuncties van brandstof te voorzien”. Dit kan worden veroorzaakt door:
LEA is de belangrijkste oorzaak van RED-S.
“Het syndroom van RED-S” verwijst naar verminderd fysiologisch functioneren veroorzaakt door een relatief energietekort en omvat, maar is niet beperkt tot, stoornissen van de metabole snelheid, menstruatie, botgezondheid, immuniteit, eiwitsynthese en cardiovasculaire gezondheid.”(3)
RED-S zorgt ervoor dat iemand meer kans heeft op onder andere blessures, mindere prestaties, verminderd hongergevoel, eetstoornissen, depressie… Bij vrouwen kan dit ook leiden tot menstruatiestoornissen. RED-S komt vaker voor bij vrouwen, maar ook bij mannen komt dit voor. Bij mannen kan het een verlaging van het testosteron teweegbrengen.
Vroege detectie is heel belangrijk, niet alleen bij topsporters maar ook bij amateur- en jeugdsporters, en daarom is het noodzakelijk dat de kennis over RED-S vergroot. Nagaan van mogelijke rode vlaggen voor verstoord eetgedrag, eetstoornissen en RED-S zijn een belangrijk onderdeel van het diëtistisch onderzoek.
Voor de screening naar eetstoornissen kan er gebruikgemaakt worden van SCOFF en ESP, meer informatie over deze tools kan je hier terugvinden. De EDE of Eating Disorder Examination, een klinisch interview, blijft (ook bij atleten) de gouden standaard voor de diagnose van eetstoornissen. Er bestaat ook een vragenlijst rond de domeinen van de EDE, namelijk de Eating Disorder Examination Questionnaire (EDE-Q), en er kunnen ook sportspecifieke vragenlijsten gebruikt worden, deze vragenlijsten worden meestal door de (sport)psycholoog afgenomen.
Voor RED-S zijn er verschillende rode vlaggen, bijvoorbeeld:
Voor de voedingsanamnese bij sporters is het belangrijk om aandacht te hebben voor de trainingsuren, de maaltijden voor, tijdens en na de training en voor voedingssupplementen. Het invullen van een eet-sportdagboek kan leiden tot meer inzicht hierover.
Ook bij sporters is het nagaan van de motivatie heel belangrijk. Hiervoor kunnen de stadia van gedragsverandering, de zelfdeterminatietheorie en motiverende gespreksvoering een grote hulp zijn. Sporters hebben vaak een grote interne motivatie, aangezien ze veel moeten opofferen voor hun sport. Meer informatie omtrent motivatiekaders kan je hier terugvinden.
“Belangrijk om hierbij na te vragen is de zogenaamde ‘waarom’, en of die nog in overeenstemming is met wat ze doen met hun eetgedrag? We zien namelijk dat de focus verschuift en de oorspronkelijke waarom wordt verdrongen door de drang om magerder te zijn of met eten bezig te zijn, … (bv. niet langer sporten om een betere versie te worden van zichzelf, maar wel om kilocalorieën te verbranden of vet te verliezen). Atleten verliezen dan ook vaak het plezier in trainen.”
Uiteindelijk kan er via het ICF-schema een diëtistische diagnose opgesteld worden.
Zoals eerder vermeld is het heel belangrijk om de kennis te vergroten over LEA, RED-S en eetstoornissen. Dat dient niet alleen te gebeuren bij diëtisten, maar ook bij bijvoorbeeld huisartsen en psychologen. Hierdoor kan een gezonde sportomgeving gecreëerd worden, want dat is uiteindelijk het belangrijkste voor elke atleet.
“Om eetproblemen bij aankomend sporttalent te voorkomen, moeten sportorganisaties en sportbegeleiders een topsportklimaat scheppen dat de nadruk legt op plezier en persoonlijke ontwikkeling en niet alleen op gewicht en resultaat. Laat kinderen zich rustig ontwikkelen, laat de natuur zijn gang gaan, maak er geen strijd met de weegschaal van.”
Meer informatie rond het creëren van een gezond sportklimaat vind je hier.
Vaak is er ook een gebrek aan kennis bij de atleet, het is dan belangrijk om de kennis te vergroten, zodat die zijn eigen ongezond gedrag in vraag kan stellen. Probeer de atleet niet te overtuigen, probeer ervoor te zorgen dat de atleet zelf tot inzicht komt.
Dit zijn de belangrijkste aandachtspunten voor voedingsadvies bij sporters:
Het advies dient altijd afgestemd te zijn op de sporter, dus dat kan verschillen van de algemene adviezen.
Er is een verschil tussen LEA, verstoord eetgedrag en een eetstoornis wat betreft het voedingsadvies. Bij eetstoornissen en verstoord eetgedrag wordt er beter food-based advies gegeven. Bij iemand met LEA kan er, net zoals bij sporters zonder eetproblemen, advies op nutriëntenniveau gegeven worden. Dit gebeurt best nadat er werd ingezet op het vergroten van de kennis en bewustwording rond LEA bij de atleet.
Om na te gaan of een atleet opnieuw mag sporten kan er gebruikgemaakt worden van de RED-S CAT (4). Aan de hand van dit hulpmiddel kunnen de sportpsycholoog, arts en diëtist nagaan of het aangewezen is dat een atleet het sporten hervat. Iemand met een eetstoornis, gestoord eetgedrag of LEA krijgen binnen de tool altijd rood licht en mogen in principe niet sporten. Het niet sporten zal vaak al een positieve invloed hebben op het herstel.
Referenties
Nuttige links