Speciale doelgroepen
Eetstoornissen in de sport komen vaker voor. Want topsporters hebben extra risicofactoren bovenop de risicofactoren die ze delen met niet-sporters.
Zo voelen sporters meer druk om slank te zijn. Vaak denken de sporter en de omgeving van de sporter dat er meer kans is om te winnen bij een lager gewicht of vetpercentage. De gewichtsopvolging, vetmetingen, en eetvoorschriften kunnen negatieve gevoelens uitlokken.
In verschillende sporten wordt de sporter ook op zijn uiterlijk beoordeeld. Soms dragen sporters kledij die weinig aan de verbeelding overlaat. Deze focus op het uiterlijk maakt hen kwetsbaarder voor lichaamsontevredenheid. Vooral vrouwelijke sporters kunnen zich door deze onthullende kledij geseksualiseerd voelen.
Sommige sporters beoefenen een sport met een gewichtsklasse. Voorbeelden hiervan zijn judo, gewichtheffen… Hierdoor kunnen zij druk ervaren om veel gewicht bij te komen of af te vallen. Dit kan extreem en gevaarlijk gedrag uitlokken.
Daarnaast hebben succesvolle sporters vaak typische persoonlijkheidskenmerken. Zoals veel doorzettingsvermogen en zelfdiscipline. Ook zijn ze gericht op het halen van een goede prestatie. Coaches die met hen werken waarderen deze kwaliteiten. Maar deze kenmerken zien we ook bij personen met (risico op) anorexia nervosa.
Het ontdekken van een eetstoornis is moeilijker in de sportwereld. Het is moeilijk om het verschil te zien tussen ‘normaal’ gedrag van een sporter en een eetstoornis. Veel sporters zijn sterk bezig met gezonde voeding en sporten vaak. En heel wat vrouwelijke sporters hebben een onregelmatige menstruatiecyclus. Bovendien kan de angst leven bij een sporter om niet meer te mogen sporten of uit het team gezet te worden. Waardoor ze hun probleem vaak ontkennen.
Ook verminderen de prestaties van de sporter niet meteen. Coaches gaan er vaak vanuit dat iemand die goed presteert geen probleem kan hebben. Maar, het immuunsysteem van de sporter komt onder druk te staan. En de prestatie daalt. Op die manier kan de sporter kan in een vicieuze cirkel terechtkomen. De sporter probeert zijn prestatie op te krikken door nog restrictiever te eten of extremer te sporten. Hoewel dit net een tegenovergesteld resultaat geeft.
Er zijn verschillende ingrediënten voor een succesvolle behandeling. De hulpverlener moet ervaring hebben met het behandelen van sporters. En het belang van sport in het leven van de cliënt begrijpen. Sportparticipatie kan gebruikt worden als motivatie. Ook de ‘sportfamilie’ (coach en teamleden) kunnen een belangrijke rol spelen bij de behandeling.
Coaches zijn geen behandelaars. Maar ze hebben een grote rol in het leven van de sporter. Daarom zijn zij een belangrijke steunfiguur voor preventie, herkenning van signalen en doorverwijzing naar hulp. Voor de sporter met een eetstoornis is het helpend als de coach het volgen van een behandeling steunt. Heel wat coaches zijn bang dat een behandeling automatisch betekent dat de sporter niet meer kan trainen. Ook bij sporters leeft deze angst. Een goede gezondheid is echter een essentiële voorwaarde voor goede sportprestaties. En dit werkt zowel motiverend voor sporter als coach.