IN DE KIJKER: Eetproblemen bij (top)sporters

Topsporters hebben een verhoogd risico op de ontwikkeling van een eetstoornis. Niet alleen hebben ze dezelfde risicofactoren als niet-sporters, ze kampen bovendien met bijkomende risicofactoren die de sportwereld met zich meebrengt.  

Risicofactoren 

De sporter ervaart meer druk om slank te zijn. Die druk komt niet enkel van coaches, maar ook van familie en vrienden. Vaak heerst de overtuiging dat een lager gewicht/vetpercentage een prestatievoordeel met zich meebrengt, ondanks onderzoeksbevindingen. Verder worden sporters in bepaalde sporttakken mede op hun uiterlijk beoordeeld. Onthullende outfit verhoogt bovendien het lichaamsbewustzijn en sociale vergelijking, wat de sporter kwetsbaarder maakt voor lichaamsontevredenheid. Vooral vrouwelijke sporters hebben onthullende outfit en worden geseksualiseerd. 

Een sporter heeft meerdere lichaamsbeelden: een maatschappelijk lichaamsbeeld en een sport-lichaamsbeeld. Op elk van deze lichaamsbeelden kan zich een eetstoornis enten. Bovendien zijn beide lichaamsideaalbeelden niet noodzakelijk analoog. Zo kan een gespierd sportlichaam bij vrouwen aanleiding geven tot ontevredenheid in het maatschappelijk lichaamsbeeld, waar een kinderlijk lichaamsideaal op de voorgrond staat. 

De kenmerken van een succesvolle sporter, zoals prestatiegerichtheid, doorzettingsvermogen, zelfdiscipline en zelfopoffering, zijn ook kenmerken die terug te vinden zijn in de ‘anorectische persoonlijkheid’. Verder is er een verhoogde prevalentie van seksueel misbruik bij sporters, een niet-specifieke risicofactor van eetstoornissen. De sterke afhankelijkheid van coaches en sportbegeleiders binnen een vrij geïsoleerde sociale context en het fysieke karakter van verschillende trainingsinstructies, maakt deze relaties kwetsbaar voor grensoverschrijdend gedrag.    

Detectie van eetstoornissen is moeilijker in de sportwereld. Atleten hebben meer redenen om te ontkennen dat ze een eetstoornis hebben, zoals de angst om uit het team gezet te worden. Coaches gaan er ook vaak vanuit dat iemand die goed presteert geen probleem kan hebben. Ze zijn niet op de hoogte dat het behoud van een goede prestatie van tijdelijke duur is. Het immuunsysteem van de sporter komt echter in het gedrang. Bovendien komt de sporter bij een daling in prestatie terecht in een vicieuze cirkel: de sporter probeert zijn prestatie op te krikken door nog restrictiever te eten/ extremer te sporten, met een tegenovergesteld resultaat.  

Verder is het ook moeilijk om het verschil te zien tussen wat verwacht wordt binnen een bepaalde sporttak, en een eetstoornis. Voorbeelden zijn overmatig sporten en preoccupatie met gezonde voeding. Veel vrouwen in de sportwereld hebben een onregelmatige menstruatiecyclus, waardoor ook dit niet meer als symptomatisch wordt beschouwd. 

Het belang van de coach 

Coaches hebben erg veel impact op de topsporter, maar ook op haar eventuele eetproblemen: Door de manier waarop coaches omgaan met hun sporters, kunnen ze de ontwikkeling van een eetstoornis tegengaan of in de hand werken. Zo verhoogt een autoritaire coachingstijl, gekenmerkt door een hoge mate van conflict en een lage mate van betrokkenheid, het risico op een eetstoornis. Omgekeerd kan een coach het klimaat binnen het team ook gunstig beinvloeden rond gezondheid en lichaams(on)tevredenheid. Heel wat meisjes houden zich bezig met ‘fat talk’, waarbij ze tegen elkaar klagen over te dikke/onaantrekkelijke lichaamszones. Coaches kunnen meehelpen om dit aan banden te leggen door tussen te komen wanneer ze dit merken en aan te geven dat dit geen gewenste communicatie is.  

Ook de manier waarop wordt omgegaan met gewichtsmetingen en lichaamssamenstelling draagt bij tot het risico op een eetstoornis. Sociale vergelijking, negatieve opmerkingen over iemands uiterlijk, en focus op vetpercentage zijn niet wenselijk.  Vetpercentage is bovendien geen getal, maar een range. Op de meting zit namelijk een (vrij grote) meetfout, waardoor er een standaardafwijking van 3% is. Een vetpercentage van 6% is dus eigenlijk een vetpercentage tussen 3% en 9%, waardoor vergelijkingen tussen 2 meetmomenten of 2 sporters weinig informatief zijn. Bovendien is het een beschrijvende statistiek, geen voorspellende statistiek. Een lager vetpercentage maakt van iemand geen betere sporter. 

Coaches zijn geen behandelaars, maar hebben door hun grote rol in het leven van de sporter een belangrijke rol in preventie, herkenning van eetstoornissignalen, doorverwijzing naar hulp, en als steunfiguur. Voor de sporter met een eetstoornis is het helpend als de coach het volgen van een behandeling steunt. Heel wat coaches zijn bang dat een behandeling impliceert dat de sporter niet meer kan trainen. Ook bij sporters leeft deze angst. Een goede gezondheid is echter een essentiële voorwaarde voor goede sportprestaties, en dit werkt zowel motiverend voor sporter als coach.   

Behandeling 

Sporters hebben niet alleen een verhoogd aantal risicofactoren op de ontwikkeling van een eetstoornis, ze hebben ook heel wat kracht en copingmechanismen die aangewend kunnen worden in de behandeling. Het engagement voor de training wordt omgebogen naar engagement voor de therapie. 

Er zijn verschillende ingrediënten voor een succesvolle behandeling. De hulpverlener moet ervaring hebben met het behandelen van sporters, en het belang van sport in het leven van de cliënt begrijpen. Sportparticipatie kan gebruikt worden als motivatie, en de ‘sportfamilie’ (coach en teamleden) wordt indien mogelijk betrokken bij de behandeling.  

Hoewel de meeste eetstoornisprogramma’s beweging verbieden, toont onderzoek aan dat beweging goed is voor de behandeleffecten. De evolutie van de speler kan gekoppeld worden aan het mogen deelnemen aan bepaalde trainingsactiviteiten, dit onder nauw medisch en psychologisch toezicht. Bij een cliënt die nog niet mag sporten, kan aan mentale kracht (sportpsychologische factoren) gewerkt worden. 

Terugkeer naar de sportwereld 

Het IOC ontwikkelde handvaten om in te schatten wanneer (gedeeltelijke) terugkeer naar training en competitie mogelijk is. In deze tekst wordt niet meer gesproken over de klassieke ‘female athlete triad’ (ondergewicht, amenorroe en osteoporose), maar wordt overgeschakeld naar een genderneutrale term, RED-S (Relative Energy Deficiency Syndrome). Op deze manier is er ook erkenning voor mannelijke sporters met een eetstoornis. 

Preventie 

Gezien sporters wat meer at risk zijn, is het werken aan een gezond klimaat ter preventie van eet- en gewichtsproblemen essentieel. Daarin is het trainen van coaches én sporters belangrijk: Coaches krijgen kennis en strategieën aangereikt i.v.m. het uitbouwen van een kwalitatieve relatie met hun sporter, i.v.m. hun communicatie rond gezonde voeding, eetgedrag, gewicht en lichaamssamenstelling en i.v.m. het werken aan een goede groepscultuur.  Sporters werken aan het leren uitbouwen van een eetpatroon dat afgestemd is op wat hun lichaam nodig heeft in periodes voor en na competitie, aan een positieve lichaamswaardering, en de uitbouw van een breder sociaal leven buiten de sport. Fysieke en mentale gezondheid staan voorop. 

Achtergrondliteratuur 

  • Bratland-Sanda, S.,& Sundgot-Borgen, J. (2013). Eating disorders in athletes: Overview of prevalence, risk factors and recommendations for prevention and treatment. European Journal of Sport Science, 13, 499-508. 
  • de Bruin, K., Woertman, L., Bakker, F. C. &  Oudejans, R. R. D. (2009). Weight-related sport motives and girls’ body image, weight control behaviors, and self-esteem. Sex Roles, 60, 628–641. 
  • Kong, P., & Harris, L. M. (2015). The sporting body: Body image and eating disorder symptomatology among female athletes from leanness focused and nonleanness focused sport. The Journal of Psychology: Interdisciplinary and Applied, 149, 141-160. 
  • Martinsen, M., Sherman, R. T., Thompson, R. A., Sundgot-Borgen, J. (2015). Coaches’ knowledge and management of eating disorders: A randomized controlled trial. Medicine & Science in Sports & Exercise, 47, 1070-1078.  
  • Plateau, C. R., McDermott, H. J., Arcelus, J., & Meyer, C. (2014). Identifying and preventing disordered eating among athletes: Perceptions of track and field coaches . Psychology of Sport and Exercise, 15,  721-728. 
  • Shanmugam, V., Jowett, S., & Meyer, C. (2013). Eating psychopathology amongst athletes: The importance of relationships with parents, coaches and teammates. International Journal of Sport and Exercise Psychology, 11, 24-38. 
  • Thompson, R. A., & Sherman, R. (2014). Reflections on athletes and eating disorders. Psychology of Sport and Exercise, 15, 729-734 
  • Thompson, R. A., & Sherman, R. T. (2010). Eating disorders in sport. New York: Routledge. 
Meer nieuws
  • De nieuwe fiches voor ouders zijn er!

    AUG 23- Ontdek hier de nieuwe fiches voor ouders.

  • Eerste Hulp bij Moeilijke Gevoelens

    JUL 23- Na ´Eerste Hulp bij Psychische Problemen (EHBP)´ voor volwassenen zijn er nu ook pakketten voor kinderen. Lees meer.

  • Het aantal 2-jarigen met overgewicht in Vlaanderen blijft stabiel

    JUL 23- Agentschap Opgroeien rapporteert over nieuwe gewichtscijfers bij 2-jarigen. Lees meer!

  • WHO-richtlijn en toolkit rond de marketing van ongezonde voeding bij kinderen

    JUL 23-  De WHO lanceert een nieuwe richtlijn en toolkit rond de marketing van ongezonde voeding bij kinderen en jongeren. Lees hier meer!

Bekijk al het nieuws
Survey
OPGELET! Dit is de oude website van Eetexpert.