De nieuwe fiches voor ouders zijn er!
AUG 23- Ontdek hier de nieuwe fiches voor ouders.
Met dank aan Els Engels, Thomas Fondelli, Dr. Annik Simons en prof. dr. Elske Vrieze.
De meerderheid van de kinderen met een autismespectrumstoornis (ASS) vertonen haperend eetgedrag. Selectief eetgedrag, waarbij slechts een beperkt gamma voedingsmiddelen aanvaard wordt, komt vijf keer zo vaak voor bij kinderen met ASS dan bij kinderen die een normale ontwikkeling doormaken (Tanner et al., 2015).
Kunnen eten of leren eten betekent dat kinderen een evenwicht moeten vinden én behouden tussen rust ervaren en gefocust zijn. Maar deze balans is voor kinderen met ASS een grote uitdaging. Dit is vaak gelinkt aan een gefragmenteerde informatieverwerking, verwarring rond de eetsituatie en een atypische prikkelgevoeligheid.
Over- en ondergevoeligheden voor voedselprikkels zoals geur, smaak en textuur zijn eerder regel dan uitzondering. Heel wat kinderen met ASS vertonen dan ook een verhoogde neofobie en zijn erg selectief of kieskeurig in het voedsel dat ze aanvaarden (Tanner et al., 2015,). Daarnaast vindt onderzoek ook een verhoogde prevalentie van buikklachten bij kinderen met ASS, wat een rol kan spelen in eetproblemen (Van de Sande et al. 2014). Atypische prikkelgevoeligheid raakt ook aan een verstoord honger- en verzadigingsgevoel, wat kan bijdragen aan moeilijkheden om op regelmatige tijdstippen te eten. Kinderen met ASS behoren vaak tot de “moeilijke etertjes”, wat heel wat strategieën vergt van de zorgfiguren om hun eetgedrag te stimuleren zonder in een tafelstrijd terecht te komen (Kral et al., 2013, 2015).
Meer info, zie “Hoe ga je om met eetproblemen bij kinderen met autisme“?
Het onderzoek naar autismespectrumstoornis en autisme-trekken en eetstoornissen staat nog in zijn kinderschoenen. De overlap tussen ASS en anorexia nervosa (AN) werd tot nu toe het vaakst onderzocht. Naar schatting 1 op 4 van de personen met anorexia nervosa zou ASS hebben, maar cijfers tussen studies variëren sterk. Zo zoekt de ene studie naar een ASS-diagnose bij personen met anorexia nervosa, terwijl een andere studie zoekt naar ASS-symptomen (Spek, 2015; Westwood & Tchanturia, 2017)). Wel is duidelijk dat heel wat personen met AN problemen vertonen die aansluiten bij de problemen die we ook opmerken bij mensen met een diagnose ASS, zoals in cognitief (bv. rigiditeit) en sociaal functioneren (bv. perspectiefneming). Het onderzoek naar hoe AN en ASS zich tot elkaar verhouden, laat nog vele vragen onbeantwoord. Gaat het over een gedeelde (genetische) kwetsbaarheid? Verhoogt ASS de kwetsbaarheid voor psychopathologie, inclusief AN? Versterkt ondervoeding bepaalde cognitieve en sociale kenmerken, waardoor een autistiform beeld ontstaat, zonder dat er daadwerkelijk sprake is van ASS (Westwood & Tchanturia, 2017)?
ASS lijkt een rol te spelen in therapieresistentie. Een comorbiditeit die al op jongere leeftijd aanwezig is, zorgt ervoor dat de eetstoornis blijft bestaan, waardoor bij volwassen patiënten met AN een beduidend hogere prevalentie van ASS wordt gevonden. ASS wordt dan ook gelinkt aan langdurige eetstoornissen (Huke et al., 2013).
Tot nu toe is er geen specifieke behandeling voor patiënten met een eetstoornis en ASS. We kunnen de theoretische kennis rond ASS wel gebruiken om handvatten te vinden om de behandeling van een eetstoornis aan te passen bij een persoon met ASS. Daarnaast zijn er ook handvatten vanuit praktijkervaringen.
Personen met ASS hebben problemen in de ontwikkeling van “Theory of mind”, centrale coherentie en executief functioneren. Elk van deze aspecten kan een aantal moeilijkheden met eten verklaren en handvatten bieden bij de behandeling.
Theory of Mind (ToM) gaat over het vermogen zich een beeld te vormen van wat een ander denkt en voelt, naast wat je zelf denkt en voelt. Het speelt dan ook een essentiële rol in onze sociale contacten, gezien deze vaardigheid gelinkt is aan ons inlevings- en voorstellingsvermogen. Dit kan verklaren waarom het voor personen met ASS moeilijk is om in te schatten wat een normaal eetpatroon inhoudt, terwijl dit voor de meeste mensen vanzelfsprekend is. Ook kan het een hindernis zijn om maaltijden te plannen en voor te bereiden, omdat dit beroep doet op het voorstellingsvermogen van je noden op een later tijdstip (bv. ik heb nu geen honger, maar straks kan ik wel honger hebben). Daarnaast is eetgedrag doorgaans een sociaal gebeuren, en dus een situatie die extra moeilijkheden en stress geeft bij personen met ASS. Ze zoeken dan houvast in bepaald eetgedrag, zoals calorieën tellen of bepaalde voedingsmiddelen (niet) eten.
ASS gaat gepaard met problemen met centrale coherentie, of het kunnen komen tot een geïntegreerd beeld. Daarbij interpreteren en integreren we nieuwe informatie in het licht van hun context. Op vlak van eetgedrag kunnen deze problemen zich bij personen met ASS uiten in een sterke gerichtheid op details gekoppeld aan de voeding om te beslissen of ze iets willen eten of niet (denk bv. aan afhankelijkheid van een bepaald merk). Informatie of gedrag in de ene context wordt bovendien niet gegeneraliseerd naar andere contexten. Zo kan bepaalde voeding op de ene plaats geen probleem zijn, en in een andere omgeving wel. Ook kan het gebrek aan centrale coherentie gepaard gaan met een fixatie op bepaalde informatie, wat misvattingen kan geven over wat gezond is of zwart-wit denken kan stimuleren.
Ons executief functioneren laat ons toe ons denken en handelen (bij) te sturen, waardoor we bijvoorbeeld kunnen plannen, onze denkpatronen en gewoontes in vraag kunnen stellen, ons gedrag afstemmen op bepaalde doelen, enz. Op vlak van eetgedrag uiten problemen met executief functioneren zich onder meer in moeite met het opbouwen en volhouden van een regelmatig eetpatroon, bijvoorbeeld vergeten te eten, er niet in slagen om op regelmatige basis een maaltijd in te plannen,… Het verklaart ook waarom er bepaalde fixaties kunnen ontstaan en waarom die moeilijk bij te sturen zijn (bv. persevereren rond een bepaalde dieetregel).
Verder delen personen met ASS die een eetstoornis hebben, ook heel wat kenmerken met hun lotgenoten zonder ASS. Zo kan de eetstoornis een houvast zijn om met moeilijkheden om te gaan, kan rigide eetgedrag of afvallen beleefd worden als iets waar men ‘goed’ in is en zo een (ziekmakende) bron worden van zelfwaarde. En, zoals bij elke eetstoornis, is de behandeling in essentie een multidisciplinair gebeuren, met een voedingsluik, een medisch luik en een psychologisch luik. Indien de patiënt werd opgenomen is nazorg extra belangrijk door de moeilijkheden met generalisatie. Er is ondersteuning nodig om de vaardigheden die tijdens de opname werden geleerd, ook toe te passen in de thuissituatie.
Welke handvatten geeft dit alles in behandeling van een persoon met een eetstoornis, die een comorbide autismespectrumstoornis heeft? Onderstaande adviezen zijn gebaseerd op ervaringen uit de klinische praktijk (Vorming ASS en eetstoornissen; slides van Els Engels; Spek, 2015).
Rond doelgroep autisme
Rond eet- en gewichtsproblemen
Bryant-Waugh, R. (2013). Feeding and eating disorders in children. Current Opinion in Psychiatry, 26, 537–542.
Huke, V., Turk, J., Saeidi, S., Kent, A., Morgan, J. (2013). Autism spectrum disorders in eating disorder populations: A systematic review. European Eating Disorders Review, 21, 345-351.
Kral, T. V. E., Souders, M. C., Tompkins, V. H. Remiker, A. M. Eriksen W., & Pinto-Martin, J. (2015). Child eating behaviors and caregiver feeding practices in children with autism spectrum disorders. Public Health Nursing, 32, 488-497.
Kral, T. V. E, Eriksen, W. T., Souders, M. C., Pinto-Martin, & J. A (2013). Eating behaviors, diet quality, and gastrointestinal symptoms in children with Autism Spectrum Disorders: A brief review. Journal of Pediatric Nursing, 28, 548-556.
Spek, A.A. (2015). Eetproblemen bij mensen met een autismespectrumstoornis zonder intellectuele beperking. Tijdschrift voor Psychiatrie, 57, 749 – 756.
Tanner, K., Case-Smith, J., Nahikian-Nelms, M., Ratliff-Schaub, K., Spees, C., & Darragh, A. (2015). Behavioral and physiological factors associated with selective eating in children with autism spectrum disorder. American Journal of Occupational Therapy, 69, 1-8.
Van De Sande, M. M., van Buul, V. J., & Brouns, F. J. (2014). Autism and nutrition: the role of the gut-brain axis. Nutrition Research Reviews, 27, 199-214.
Westwood, H., & Tchanturia, K. (2017). Autism Spectrum Disorder in Anorexia Nervosa: An updated literature review. Current Psychiatry Reports, 19(7):41.