Bariatrische heelkunde
Bij heel wat obese patiënten die een bariatrische ingreep ondergaan, is er sprake van comorbide eetproblemen of zelfs een eetstoornis. Deze kan samenhangen met de obesitasproblematiek, maar zich ook (verder) ontwikkelen na de ingreep.
Onderzoek heeft aangetoond dat eetstoornissen vaak aanwezig zijn bij obesitaspatiënten die chirurgie ondergaan, zowel vóór de operatie als erna. Het merendeel van de onderzoeken heeft zich daarbij gefocust op de eetbuistoornis, extreem ongecontroleerd eten en andere verstoorde eetgewoonten zoals “grazen” (de hele dag door kleine hoeveelheden eten) en nachtelijk eten. Deze eetproblemen zijn gelinkt aan verminderd gewichtsverlies en/of meer gewichtsstijging na de operatie. Recent heeft wetenschappelijk onderzoek ook meer de focus gelegd op de ontwikkeling van meer traditionele eetstoornissen zoals anorexia nervosa, boulimia nervosa en de eetstoornis niet anders omschreven bij patiënten die bariatrische chirurgie ondergingen. De onderzoekers gaven aan dat de ontwikkeling van deze eetstoornissen bij bariatrische patiënten te weinig gerapporteerd en geïdentificeerd wordt in klinische settings.
Postoperatieve symptomen als “plugging” (verstopping van het uiteinde van de maag met braken tot gevolg), “dumping” (te snelle lediging/vertering van de maaginhoud), slikproblemen en constipatie, kunnen ervoor zorgen dat patiënten restrictief gedrag gaan stellen om te compenseren voor het ongemakkelijke gevoel dat ze hebben na moeilijk te verteren voedsel of na zich te overeten. Dit maakt het moeilijk om een onderscheid te maken tussen normaal eten of pathologisch eten na bariatrische chirurgie, gezien vele veranderingen in het eetpatroon wel noodzakelijk zijn na deze operatie. Patiënten moeten bijvoorbeeld hun porties beperken, uitgebreid kauwen, en andere rituelen invoeren in hun eetpatroon. Deze restricties kunnen een trigger zijn voor de ontwikkeling van een eetstoornis (patiënten zijn meer vatbaar om zich te verliezen in een eetpatroon gekenmerkt door extreme controle en rigide dieetregeltjes). Hulpverleners moeten hier dus de differentiatie maken tussen enerzijds een postoperatief ontwikkelde eetstoornis, meer bepaald anorexia nervosa, omdat gewichtsverlies en restrictie gepromoot worden door bariatrische chirurgie, en anderzijds gastro-intestinale problemen die zich voordoen na bariatrische chirurgie en bepaalde compensatiegedragingen uitlokken.
De eetbuistoornis is één van de meest voorkomende stoornissen bij patiënten die bariatrische chirurgie ondergaan. Naar schatting voldoet 30% van alle obesitaspatiënten die zich aanmelden voor bariatrische chirurgie, aan de criteria van de eetbuistoornis. De aanwezigheid van een eetstoornis voorafgaand aan de operatie is een voorspeller van het hebben van een eetstoornis twee of meer jaren na de operatie. Patiënten die een eetbuistoornis hadden vóór de operatie, bleven ook nadien een gevoel van controleverlies ervaren bij het eten, aten nog steeds te snel, vaak alleen of te veel zonder een hongergevoel te hebben. Het hebben van een eetbuistoornis vóór de operatie is geassocieerd met gewichtsstijging na de operatie, maar dit pas vanaf 24 maanden na de operatie. Er zou dus initieel een verbetering zijn in het eet(gestoord) gedrag, maar deze vervaagt enige jaren na de ingreep.
Sommige onderzoekers raden aan om patiënten met een significant aanwezige eetbuistoornis niet chirurgisch te behandelen totdat het eetgedrag genormaliseerd wordt aan de hand van therapie. Andere onderzoekers wijzen op een mogelijke verbetering in eetstoornissymptomen na de bariatrische ingreep samengaand met gewichtsverlies. Ondanks sommige indicaties voor het verdwijnen van eetbuien na de operatie (op korte termijn), vertonen de meeste patiënten een blijvend patroon van verstoord eetgedrag na de operatie (op middellange termijn). Verstoord eetgedrag voorafgaand aan de operatie moet beschouwd worden als een waarschuwingssignaal voor potentieel minder gewichtsverlies na de operatie, vooral op langere termijn, en verdient afzonderlijke aandacht. Verder onderzoek moet nagaan of dit gedrag beter voor of na de operatie behandeld wordt.
Literatuur
Conceiçao, E., Vaz, A., Bastos, A. P., Ramos, A., & Machado, P. (2013). The development of eating disorders after bariatric surgery. Eating Disorders, 21, 275–282.
Conceiçao, E., et al. (2013). Eating disorders after bariatric surgery : a case series. International Journal of Eating Disorders, 46, 274-279.
Dodsworth, A., Warren-Forward, H., & Baines, S. (2010). Changes in eating behavior after laparoscopic adjustable gastric banding: A systematic review of the literature. Obesity Surgery, 20, 1579–1593.
Kruseman, M., Leimgruber, A., Zumbach, F., & Golay, A. (2010). Dietary, weight, and psychological changes among patients with obesity, 8 years after gastric bypass. Journal of the American Dietetic Association, 110, 527-534.
Marino, J. M., et al. (2012). The emergence of eating pathology after bariatric surgery: a rare outcome with important clinical implications. International Journal of Eating Disorders, 45, 179–184.
Mitchell, J. E., & Steffen, K. (2009). The interface between eating disorders and bariatric surgery. EatingDisordersReview.com, 20 (1).
Niego, S. H., Kofman, M. D., Weiss, J. J., & Geliebter, A. (2007). Binge eating in the bariatric surgery population: a review of the literature. International Journal of Eating Disorders, 40, 349–359.