Inhoudsopgave

De rol van sociale netwerksites in het risico op eetstoornissen

De rol van sociale netwerksites in het risico op eetstoornissen

Jongeren worden vandaag in toenemende mate blootgesteld aan ideaalbeelden via sociale netwerksites (SNS), zoals Facebook of Instagram. Het gebruik van sociale netwerksites kan het welzijn van een persoon op verschillende manieren beïnvloeden, zowel op positieve als op negatieve manier (Hanna et al., 2017). Sociale netwerksites kunnen de verbondenheid met anderen verhogen en gevoelens van eenzaamheid verminderen. Anderzijds kunnen ze ook een negatieve stemming (Kross et al., 2013) en lichaamsontevredenheid uitlokken (Murray et al., 2016). Sociale netwerksites vormen namelijk een belangrijke bron voor sociale vergelijking (Hanna et al., 2017). Sociale vergelijking houdt in dat we ons vergelijken met anderen om een oordeel te vormen over onszelf (bv. onze capaciteiten, vaardigheden, uiterlijk) (Festinger, 1954). Wanneer jongens en meisjes hun lichaam en fysieke aantrekkelijkheid vergelijken met ideaalbeelden, bestaat het risico dat ze hieruit afleiden dat hun lichaam niet aan de ‘vereisten’ beantwoordt. Het internaliseren van deze idealen en de bijgaande vergelijkingsprocessen, worden dan ook gezien als risicofactoren voor lichaamsontevredenheid (Wilksch et al., 2015), een kernfactor in de ontwikkeling van eetstoornissen (Pennesi & Wade, 2016).

Wat maakt sociale media anders dan traditionele media?

Sociale netwerksites hebben een aantal unieke kenmerken in vergelijking met de traditionele media, die ook een rol kunnen spelen in de impact op lichaamsbeeld (Fardouly & Vartanian, 2016). Sociale media brengen de gebruiker op de voorgrond, en niet (enkel) een model of beroemdheid. Gebruikers plaatsen vaak de meest aantrekkelijke foto’s van zichzelf op de site, foto’s die vooraf vaak bijgewerkt worden, en verwijderen foto’s waarop ze zichzelf onaantrekkelijk vinden. Zo blijkt uit onderzoek dat meer dan de helft van de volwassenen “selfies” vooraf bewerkt (Chae, 2017) en dat adolescenten en vrouwen vaker gebruik maken van foto-filters en dergelijke dan respectievelijk volwassenen en mannen (Dhir et al., 2016). Er wordt dus een ideaalbeeld gecreëerd. Bovendien bestaat het “vergelijkingsmateriaal” vooral uit leeftijdsgenoten (zowel vrienden uit het dagelijks leven als verre kennissen of “vrienden van vrienden”). Theoretisch zijn leeftijdsgenoten erg relevant in sociale vergelijkingsprocessen om gevolgtrekkingen te maken over zichzelf. Verder bevatten de sociale netwerksites ook ander materiaal dat relevant is voor het lichaamsbeeld (bv. opmerkingen bij profielfoto’s, links naar pagina’s rond lijnen…) die relevant zijn voor hoe men zich voelt over zijn lichaam (Fardouly & Vartanian, 2016).

Wat is de relatie met eetstoornisrisico?

Onderzoek rond het gebruik van sociale netwerksites rapporteert verbanden met o.m. (a) lichaamsbeeld (zowel gewicht en lichaamsvormen als gezichtskenmerken) en gerelateerde concepten, (b) stemming, en (c) eetgedrag. Meisjes uit de lagere en middelbare school en studenten die (meer) Facebook gebruiken, rapporteren een sterker streven naar slankheid, een sterkere internalisering van het slankheidsideaal, meer zelfobjectivering, meer sociale vergelijking rond uiterlijk en meer lijngedrag dan meisjes die geen Facebook gebruiken of minder tijd doorbrengen op SNS. Ook bij jongens wordt een verband gevonden tussen het gebruik van SNS en zelfobjectivering (Fardouly & Vartanian, 2016; Holland & Tiggemann, 2016).

Het beperkte longitudinaal onderzoek rond de effecten van sociale media ondersteunt dat gebruik van sociale media lichaamsontevredenheid doet toenemen, eerder dan dat sociale media intensiever gebruikt worden door personen met hoge lichaamsontevredenheid (Fardouly & Vartanian, 2016).  De effecten van sociale netwerksites op lichaamsontevredenheid lijken op basis van de huidige onderzoeksbevindingen groter dan de effecten van bv. websites van modemagazines (Holland & Tiggemann, 2016). Wat de onderlinge relaties tussen lichaamsbeeld, stemming en eetgedrag betreft, blijkt sociale vergelijking (rond uiterlijk) een kernrol te spelen in de relaties tussen gebruik van SNS enerzijds en lichaamsontevredenheid, negatieve stemming en verstoord eetgedrag anderzijds. 

Lichaamsontevredenheid lokt depressieve gevoelens uit (Puccio et al., 2016). Personen die meer tijd doorbrengen op Facebook, hebben bovendien vaker de perceptie dat anderen gelukkiger zijn en een beter leven hebben dan zijzelf (in het bijzonder wanneer ze een groter aantal Facebookvrienden hebben). Ook deze perceptie kan een negatieve zelfevaluatie en negatieve stemming uitlokken (Fardouly et al., 2015a). Lichaamsontevredenheid en negatieve stemming in relatie tot Facebookgebruik worden op hun beurt gelinkt aan verstoord eetgedrag: lijngericht eten, emotioneel eten (bij vrouwen), en boulimische symptomen (Murray et al., 2016; Puccio et al., 2016).

Een belangrijke kanttekening hierbij is dat lichaamsontevredenheid ten gevolge van sociale vergelijking op SNS zich niet beperkt tot gewicht of lichaamsvormen. Zo plaatsen vrouwen vaak portretfoto’s op SNS (mannen plaatsen vaker foto’s van hun volledige lichaam). Vrouwen die in experimenteel onderzoek blootgesteld werden aan (vergelijking met) dergelijk beeldmateriaal op SNS vertoonden vervolgens meer ontevredenheid over huid- en gelaatskenmerken (Fardouly et al., 2015a).

Het onderzoek naar deze relaties concentreerde zich op adolescente en jongvolwassen meisjes maar voorlopige bevindingen vinden ook bij jongere meisjes, bij jongens, en bij niet-Westerse steekproeven dat het gebruik van sociale netwerksites schadelijk kan zijn. Meestal wordt onderzoek gedaan naar Facebook, de meest gebruikte SNS. Echter, SNS zoals Instagram hebben een nagenoeg exclusieve focus op afbeeldingen, en kunnen van daaruit meer mogelijkheden bieden tot sociale vergelijking rond uiterlijk (Fardouly & Vartanian, 2016).

Wie is kwetsbaar?

De mate waarin iemand zich vergelijkt met de foto’s van anderen speelt een kernrol in de impact op lichaamsbeeld. Onderzoek toont dan ook dat vooral personen die investeren in het plaatsen en bekijken van foto’s een negatief lichaamsbeeld ontwikkelen (Holland & Tiggemann, 2016). Vrouwen lijken hiervoor gevoeliger dan mannen (ook in het algemeen doen vrouwen meer aan sociale vergelijking), maar ook bij mannen worden relaties gevonden tussen gebruik van sociale netwerksites, lichaamsontevredenheid en verstoord eetgedrag (Murray et al., 2016). De aard van de relatie met de “vriend” waarmee men zich vergelijkt op de SNS speelt ook een rol. Fardouly en collega’s (2015b) vonden in dit verband dat in het bijzonder de vergelijking van het eigen uiterlijk met dat van verre kennissen (“vrienden van vrienden”) bijdraagt tot zelf-objectivering (zichzelf bekijken vanuit het perspectief van een “observator”, waarbij het eigen lichaam gezien wordt als “object”). Vaak gaat dit gepaard met een groter aantal “vrienden” op SNS (waarvan men met het merendeel weinig of geen direct contact heeft). Ook bepaalde persoonlijkheidstrekken kunnen een rol spelen. Zo werd een verband gevonden tussen sociotropie, of de gerichtheid op het oordeel en de goedkeuring van anderen (met een gevoeligheid voor afwijzing), en het maken van sociale vergelijkingen (Puccio et al., 2016).

Nieuwe trends – fitspiration

Fitspiration (een combinatie van het woord “fitness” en “inspiration”) bestaat uit foto’s en boodschappen op sociale media die opgesteld zijn om mensen te motiveren tot een gezondere leefstijl via sport en “gezonde voeding”. Fitspiration wordt gepromoot als gezond alternatief van Thinspiration (aanzetten tot gewichtsverlies en verstoord eetgedrag), maar onderzoek toont een minder rooskleurig beeld van deze hype. Zowel de personen die dergelijke berichten op sociale media plaatsen als de personen die blootgesteld worden aan deze beelden, geven blijk van verhoogd eetstoornisrisico. Uit een experimentele studie blijkt dat blootstelling aan Fitspiration leidt tot negatieve stemming en lichaamsontevredenheid bij vrouwelijke studenten (Tiggemann & Zaccardo, 2015). Onderzoek toont ook dat vrouwen die Fitspiration-foto’s posten op Instagram, hoger scoren op verschillende eetstoorniskenmerken (zoals streven naar slankheid, streven naar gespierdheid, compulsief sporten) in vergelijking met een controlegroep die reisfoto’s post. Compulsief sporten vertoont in de Fitspiration groep ook een duidelijkere relatie met verstoord eetgedrag dan in de controlegroep (Holland & Tiggemann, 2017).

Implicaties voor preventie

De bestaande onderzoeksresultaten wijzen op het belang van het includeren van de impact van sociale media in mediaweerbaarheidsprogramma’s. Hierbij kan de geïdealiseerde aard van het geüploade materiaal aan bod komen, en de impact die sociale vergelijking met dit materiaal kan hebben op hoe ze zich voelen rond hun uiterlijk (Fardouly & Vartarian, 2016; Puccio et al., 2016). Gebruikers van SNS kunnen ook aangemoedigd worden om de tijd te reguleren die ze doorbrengen (met het maken van sociale vergelijkingen) op SNS (Fardouly et al., 2015b; Puccio et al., 2016). Dit kan onder andere door het verminderen van de focus op uiterlijk in het eigen profiel en berichten die men volgt, door het “volgen” van pagina’s die niet focussen op uiterlijk, en zelf minder informatie en afbeeldingen op SNS te plaatsen die focussen op uiterlijk. Op deze manier zouden de mogelijkheden tot sociale vergelijking rond uiterlijk kunnen verminderen (Fardouly et al., 2015b).

Bronnen

Chae, J. (2017). Virtual makeover: Selfie-taking and social media use increase selfie-editing frequency through social comparison. Computers in Human Behavior, 66, 370-376.

Dhir, A., Pallesen, S., Torsheim, T., Andreassen, C. S. (2016). Do age and gender differences exist in selfie-related behaviours? Computers in Human Behavior, 63, 549-555.

Fardouly, J., & Vartanian, L. R. (2016). Social media and body image concerns: Current research and future directions. Current Opinion in Psychology, 9, 1–5.

Fardouly, J., Diedrichs, P. C., Vartanian, L. R., Halliwell, E. (2015a).  Social comparisons on social media: The impact of Facebook on young women’s body image concerns and mood. Body Image, 13, 38–45.

Fardouly, J., Diedrichs, P. C., Vartanian, L. R., Halliwell, E. (2015b).  The mediating role of appearance comparisons in the relationship between media usage and self-objectification in young women. Psychology of Women Quarterly, 39, 447-457.

Festinger, L. (1954). A theory of social comparison processes. Human Relations, 7, 117-140.

Hanna, E., Ward, L. M., Seabrook, R. C., Jerald, M., Reed, L., Giaccardi, S., & Lippman, J. R. (2017). Contributions of social comparison and self-objectification in mediating associations between Facebook use and emergent adults’ psychological well-being. Cyberpsychology, Behavior, and Social Networking. Advance online publication. DOI: 10.1089/cyber.2016.0247.

Holland, G. & Tiggemann, M. (2016) A systematic review of the impact of the use of social networking sites on body image and disordered eating outcomes. Body Image, 17, 100-110.

Holland, G., & Tiggemann, M. (2017). “Strong beats skinny every time”: Disordered Eating and compulsive exercise in women who post Fitspiration on Instagram. International Journal of Eating Disorders, 50, 76-79.

Kross, E., Verduyn, P., Demiralp, E., …, Ybarra, O. (2013). Facebook use predicts declines in subjective well-being in young adults. PLoS ONE, 8:e69841.

Murray, M., Maras, D., & Goldfield, G. S. (2016). Excessive time on Social Networking Sites and disordered eating behaviors among undergraduate students: Appearance and weight esteem as mediating pathways. Cyberpsychology, Behavior, and Social Networking, 19, 709-715.

Pennesi, J., & Wade, T. (2016). A systematic review of the existing models of disordered eating: Do they inform the development of effective interventions? Clinical Psychology Review, 43, 175-192.

Puccio, F., Kalthas, F., Fuller-Tyszkiewicz, M., & Krug, I. (2016). A revised examination of the dual pathway model for bulimic symptoms: The importance of social comparisons made on Facebook and sociotropy. Computers in Human Behavior, 65, 142-150.

Tiggemann, M., & Zaccardo, M. (2015). “Exercise to be fit, not skinny”: The effect of fitspiration imagery on women’s body image. Body Image, 15, 61-67.

Wilksch, S., Paxton, S., Byrne, S., …, Wade, T. (2015). Prevention across the spectrum: a randomized controlled trial of three programs to reduce risk factors for both eating disorders and obesity. Psychological Medicine, 45, 1811-1823.

Survey
OPGELET! Dit is de oude website van Eetexpert.