COVID-19 dossier Eetexpert
Tijdens de coronacrisis werden er verschillende onderzoeken gepubliceerd over de effecten van de coronacrisis op eetgedrag en de ontwikkeling en herval bij eetstoornissen. Sciensano heeft eenmalig de SCOFF opgenomen in hun covid-gezondheidsenquêtes (Nr 6.). De resultaten hiervan zijn hieronder terug te vinden. Ook internationaal werd er onderzoek gedaan naar de effecten van de pandemie en de maatregelen op de ontwikkeling van eetstoornissen. Weliswaar afhankelijk van wat binnen de restricties van de pandemie mogelijk was dus het is niet altijd uitgevoerd zoals men dat in het ideale scenario onder normale omstandigheden doet. Het meeste onderzoek wijst op een stijging: zowel de incidentie, het aantal ziekenhuisopnames als consultaties op spoed voor eetstoornissen waren gestegen tijdens de pandemie (Zie Meier, van Hoeken & Hoek (2022) voor een systematische review). Daarnaast bleek ook dat een groot aantal mensen in de algemene populatie bevestigend antwoordden op vragen rond verstoord eetgedrag. Het is niet duidelijk of deze hoge cijfers rond verstoord eetgedrag volledig toe te wijden zijn aan de pandemie en de maatregelen omdat men niet kon vergelijken met de cijfers voor de pandemie. Toch nopen de hoge cijfers tot bezorgdheid. Hieronder hebben we geprobeerd om een zo goed mogelijk, maar niet volledig, overzicht te geven van de studies die werden uitgevoerd en bespreken we ook de limitaties van deze studies. Het merendeel van deze cijfers is echter nog uit 2020 en het is onduidelijk hoe deze geëvolueerd zijn naarmate dat er minder maatregelen en restricties en de dreiging van het coronavirus door vaccinatie is verminderd. Op dit moment hebben we internationaal ook nog geen weet van grote algemene representatieve studies die de prevalenties van zowel eetstoornissen als verstoord eetgedrag nagaan. Het is afwachten op de eerste grote post-pandemische representatieve populatiestudies om een duidelijk overzicht te krijgen van de huidige prevalentiecijfers en wat de’ invloed van de pandemie is geweest.
In april 2021, publiceerde Sciensano de resultaten van hun 6de gezondheidsenquête tijdens de coronacrisis. Voor het eerst sinds de coronacrisis peilden zij in deze bevraging ook naar eetstoornissen hierbij gebruik makend van de SCOFF die ook in de bevragingen uit 2013 en 2018 werd opgenomen. De SCOFF is een screeninginstrument dat ingezet wordt in de eerste lijn om mensen die at risk zijn voor een eetstoornis te identificeren.
In vergelijking met zowel 2013 (8%) en 2018 (7%) was er een stijging in het percentage (11%) van mensen in de Belgische bevolking die door de SCOFF als at risk voor een eetstoornis werden geïdentificeerd. Op niveau van de individuele vragen gaf:
Opvallend hierbij is dat de percentages gerelateerd aan de vragen rond angst geen controle meer te hebben, lager liggen dan die gerapporteerd in andere landen bij gelijkaardige vragen
Uit de analyse van Sciensano bleek daarnaast dat er meer vrouwen (13%) at risk zijn dan mannen (9%) (gecontroleerd voor leeftijd) en dat het percentage mensen dat at risk is daalt met de leeftijd. Bij deelnemers tussen de 18 en 29 jaar blijkt 18% at risk, in de groep ouder dan 65 jaar is dit 5%. Voor alle leeftijdscategorieën was er in vergelijking met 2013 en 2018 wel een stijging in het percentage mensen dat at risk is.
Bovendien toonde men aan dat mensen die signalen vertonen van een angststoornis en/of een depressieve stoornis ook meer kans hadden om at risk te zijn voor eetstoornissen: respectievelijk 26% en 24%. Dit ligt in de lijn van verwachting, negatief affect is een gekende risicofactor voor de ontwikkeling van eetstoornissen.
Daarnaast bleek dat deelnemers die aangaven dat ze zich ontevreden voelen over hun sociale relaties of zich eenzaam voelen ook meer kans hadden om at risk te zijn voor eetstoornissen dan deelnemers die wel aangaven tevreden te zijn over hun sociale contacten of aangaven zich niet eenzaam te voelen. Ook dit ligt in de lijn van verwachtingen, sociale contacten zijn een beschermende factor en verlagen dus het risico op de ontwikkeling van eetstoornissen. Ook alleen wonen of een lager diploma hebben verhogen de kans om at risk te zijn voor eetstoornissen.
De corona-enquete van Sciensano werd verspreid onder deelnemers boven de 18 jaar. Dit wil zeggen dat we geen Belgische cijfers hebben voor kinderen en jongeren. Benieuwd naar de resultaten uit de vorige enquêtes? Eetexpert publiceerde een nieuwsbericht rond de resultaten. En de publicaties van Sciensano lees je hier.
Dat de lockdown een effect had op eetgedrag in de algemene populatie suggereert een Italiaanse studie (Di Renzo, et al., 2020). In deze studie werden een aantal vragen rond verstoord eetgedrag opgenomen. In volle lockdownperiode werden 602 Italiaanse respondenten bevraagd naar hun eetgedrag. Uit die resultaten bleek:
Dit zijn hoge cijfers, die doen vermoeden dat de coronacrisis en de lockdownmaatregelen een impact gehad kunnen hebben op ons eetgedrag. Maar, dit is een eerste exploratieve studie, en er wordt niet vergeleken met eetgedrag voordien.
In een andere studie in het Verenigd Koninkrijk (Robinson et al., 2021) waarin 2002 respondenten werden bevraagd tijdens de eerste lockdown, werden gelijkaardige resultaten gevonden:
Opvallend in deze studie was ook dat 49% aangaf zich slechter te voelen over zijn of haar gewicht dan voor de lockdown. Dat wil zeggen dat 49% zich tijdens de lockdown meer zorgen is gaan maken over zijn/haar gewicht dan voor de lockdown.
In een derde studie uit Portugal (Ramalho et al., 2021) tijdens de eerste lockdown waarin 254 mensen deelnemers bevraagd, bekwam men volgende resultaten:
Deze resultaten zijn vergelijkbaar met studies uit Italië en de UK. Er werden daarnaast nog vragenlijsten afgenomen rond eetgedrag (lijngericht, emotioneel of extern), depressieve klachten, angstklachten, stress en de impact van corona en de lockdown. Daaruit bleek dat het effect van de psychosociale impact van de lockdown op eetgedrag (emotioneel eten en extern eten) gemedieerd werd door de ervaren psychologische stress (depressieve klachten, angst en stress).
In alle studies werden de antwoorden verzameld via zelf-rapportage, het is dus niet duidelijk of het hier gaat over een werkelijk objectieve toename/afname. Bovendien werd er niet vergeleken met de prevalentie eetgedrag voor de lockdown. Er is meer onderzoek nodig om deze resultaten te valideren. Daarnaast zijn deze resultaten niet zomaar generaliseerbaar naar België.
Eén van de eerste onderzoeken die gepubliceerd werd rond de impact van de lockdown bij mensen met een eetstoornis, was een onderzoek van Fernández‐Aranda et al. (2020). Binnen deze studie werd de impact van de eerste 2 lockdown weken nagegaan bij 32 Spaanse eetstoornispatiënten: 38% van deze patiënten gaf aan dat hun eetstoornis symptomatologie verergerd was. Dit word ook bevestigd in twee andere studies uit Spanje (Graell et al., 2020; Baenas et al., 2020) waarbij respectievelijk 41.9% en 25% aangeeft dat hun symptomen verergerd zijn. Binnen een studie uit het Verenigd Koningrijk gaf zelfs 86.7% aan dat hun symptomen verergerd waren door de pandemie. Binnen een Italiaanse studie (Castellini, et al. 2020) waarin 74 patiënten tijdens hun behandeling werden opgevolgd werd zowel de behandeling als de bevraging verder gezet tijdens de lockdown, hierdoor had men twee meetmomenten voor de lockdown (T0 en T1) en één meetmoment in de lockdown (T2). Uit de resultaten bleek voor patiënten met boulemia nervosa (BN) dat de totale score op de EDE-Q voor patiënten met BN significant daalde tussen T0 en T1 maar constant bleef tussen T1 en T2. Voor patiënten met Anorexia Nervosa (AN) werd er zowel tussen T0 en T1 en T1 en T2 een significante daling geobserveerd. Patiënten met AN hadden bovendien tussen zowel T0 en T1 en T1 en T2 een significante stijging in BMI terwijl de BMI van patiënten met BN tussen de verschillende meetmomenten zo goed als constant bleef. Tegelijkertijd rapporteerde men voor BN een stijging van het aantal eetbuien per week tussen T1 en T2 en voor zowel AN & BN een toename in fysieke activiteit tussen T1 en T2. In een Duitse studie (Schlegl et al., 2020) bij patiënten met anorexia nervosa die in 2019 ontslagen werden van een residentieel behandelingsprogramma gaf 41.5% aan dat de eetstoornissymptomatologie tijdens de lockdown was verergerd. Op symptoomniveau gaf een meerderheid van de deelnemers aan dat het heel wat symptomen op cognitief niveau (eetstoorniscognities) waren toegenomen. De toename van gedragssymptomen was afhankelijk van het symptoom zelf: 47, 1% gaf bijvoorbeeld aan dat men meer restrictief was gaan eten terwijl 25% aangaf maaltijden over te slaan. De meerderheid van de deelnemers (73%) in deze studie gaf aan dat ze hun gewicht hadden kunnen behouden. In een studie die een bevraging organiseerde in zowel de Verenigde Staten als Nederland (Termorshuizen et al. 2020) gaf 49% van de Amerikaanse deelnemers en 29% van de Nederlandse deelnemers aan dat men de laatste 2 weken minsten 1 eetbui deed, voor restrictief eten waren de cijfers: 76% en 63% voor de respectievelijk Amerikaanse en Nederlandse deelnemers. Bovendien gaven 57% van de Amerikaanse deelnemers en 62% van de Nederlandse deelnemers aan dat men de voorbije 2 weken meer compensatiegedrag had vertoond door factoren gerelateerd aan de coronacrisis.
Een onderzoek (Taquet, Geddes, Luciano & Harrison, 2021) dat gebruik maakte van 5.2 miljoen elektronische patiëntendossiers (overwegend uit de USA) toonde aan dat de incidentie van een eerste eetstoornisdiagnose hoger was in 2020 in vergelijking met zowel 2019, 2018 en 2017. Het was in 2020 15% waarschijnlijker om voor de eerste keer een eetstoornisdiagnose te krijgen dan in 2019 (relatieve risico: 1.15%). Het relatieve risico om een eetstoornisdiagnose te kregen steeg ook doorheen 2020. In de maanden maart 2020 tot mei 2020 was er nog geen verschil met 2019. De daaropvolgende maanden was er wel een duidelijk stijging in vergelijking met 2019. Het risico was vooral verhoogd bij vrouwen tussen 10 en 19 jaar en had betrekking op diagnoses anorexia nervosa. Het is op basis van dit onderzoek niet mogelijk om de stijging te verklaren: was er werkelijk een toename of werden eetstoornissen sneller ontdekt in 2020 (bijvoorbeeld omdat men meer thuis zat waardoor gezinsleden sneller zagen dat het eten niet vlot verliep). Deze gegevens zijn ook niet gemakkelijk generaliseerbaar naar België.
In een ander onderzoek (Spettigue et al., 2021) vergeleek men binnen een residentiële setting de intakegesprekken in 2019 met intakegesprekken in 2020. Daarnaast maakte men in de groep van personen die op intakegesprek kwamen in 2020 ook nog eens de vergelijking tussen de patiënten die aangaven dat hun eetstoornis getriggerd werd door corona en zij die aangaven dat de eetstoornis niet door corona getriggerd werd. Het onderzoek werd uitgevoerd in slechts één residentiële setting dus de proefgroep is klein. Bovendien was het onderzoek retrospectief wat wil zeggen dat (een deel van) de informatie achteraf verzameld werd bij de hulpverleners die de intakegesprekken afnamen. De resultaten dienen dus met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. In vergelijking met 2019 bleek dat binnen de groep van 2020 een hoger percentage personen was die nood had aan hospitalisatie en een hoger percentage die medische instabiel waren. Daarnaast rapporteerden de groep uit 2020 meer impact door de eetstoornissymptomen en hogere scores op voedselrestrictie en was er in deze groep een hoger percentage van personen die overmatig sporten en purgeergedrag rapporteren. Daarnaast rapporteerden zij, die aangaven dat de eetstoornis getriggerd werd door corona, een kortere periode waarin men symptomen had (5.59 maand vs. 11.63 maand). Er was wel net geen significant verschil in het percentage personen dat medisch instabiel was en het percentage personen dat nood had aan hospitalisatie in vergelijking met de groep die aangaf dat hun eetstoornis niet getriggerd werd door corona maar het verschil was wel in de richting dat zij die getriggerd werden door corona medisch instabieler waren en meer nood hadden aan hospitalisatie. Zij waren er dus op een kortere tijdsperiode minstens even ernstig aan toe.
Het is op zich niet verwonderlijk dat de opkomst en verspreiding van het coronavirus en de lockdownmaatregelen een impact hebben zowel in de algemene populatie als bij de populatie met eetstoornissen. Het coronavirus is een stressor die tot ongerustheid, spanning en stress kan leiden. Uit de COVID-bevraging van Sciensano, bleek dat angstklachten in vergelijking met laatste bevraging in 2018 sterk waren gestegen. Anderzijds vallen er door de maatregelen heel wat factoren weg die mensen in normale omstandigheden kunnen helpen om met de spanning en angst om te gaan: sociale contacten, sportactiviteiten, hobby’s en vrijetijdsbesteding, dagstructuur en een zinvolle dagbesteding. Uit de COVID-bevraging van Sciensano bleek bijvoorbeeld dat mensen die minder konden terugvallen of zich minder gesteund te voelen door vrienden en familie een sterkere toename van angstklachten hadden. Ook mensen bij wie het werk onderbroken werd ontwikkelden meer angstklachten dan zij die, al dan niet van thuis uit, verder konden werken. Wanneer de angst toeneemt maar heel wat “gezonde” coping wegvalt kan het zijn dat sommigen mensen eten gaan gebruiken als een manier om met de angst om te gaan zoals ook blijkt uit bovenstaande studie van Di Renzo et al. (2020). Dit wil echter nog niet zeggen dat al deze mensen een eetstoornis hebben of zullen ontwikkelen. Maar deze gedragingen maken mensen wel meer at risk voor de ontwikkeling van een eetstoornis.
De terugvalcijfers bij patiënten met een eetstoornis zijn vergelijkbaar met de terugvalcijfers onder “normale omstandigheden”. Onderzoek toont aan dat 31% (Berends, Boonstra, & van Elburg, 2018). van zorgvragers die hersteld zijn van AN terugvallen. Voor BN liggen de cijfers tussen de 21 tot 55% en voor BED liggen de cijfers tussen de 20 tot 30% (Noordenbos & van Elburg, 2018) waarbij het risico vooral verhoogd is in de eerste twee jaar na behandeling (Berends, van Meijel & van Elburg, 2010). De kans op terugval neemt toe bij spannende, stresserende of hoog risico situaties, de verspreiding van het coronavirus en de lockdownmaatregelen hebben voor een veelvoud van dat soort situaties gezorgd hebben. Dat er bij een substantieel deel van de patiënten sprake is van een terugval hoeft dus niet te verwonderen.
Bovendien is het mogelijk dat bepaalde risicofactoren (slankheidsideaal, perfectionisme, enz…) die reeds aanwezig waren ook sneller of gemakkelijker doorspelen omdat een aantal beschermende factoren door corona of de lockdown zijn weggevallen (voor een overzicht zie deze systematic review van Schneider et al., 2022). In een recent onderzoek (Puhl et al. 2020) werd er bijvoorbeeld een verband gevonden tussen eerder ervaren gewichtsstigmatisering en de waarschijnlijkheid op eetbuien tijdens de lockdown. Deelnemers die in 2018 hadden aangegeven gewichtsstigmatisering te ervaren waren 3 keer waarschijnlijker om tijdens de lockdown eetbuien te hebben, zelfs indien er gecontroleerd werd voor eetbuigedrag in 2018, BMI, geslacht, ras en SES. Onderzoek suggereert bovendien dat er tijdens de pandemie mogelijk ook een toename was in lichaamsontevredenheid. In een onderzoek van Lessard en Puhl (2021) gaf 41% van de bevraagde adolescenten aan dat ze tijdens de COVID-19 crisis een toename in lichaamsontevredenheid ervaarden. Het merendeel van deze adolescenten (53%) gaf in hetzelfde onderzoek ook aan een toename te ervaren in het aantal stigmatiserend memes over gewicht die ze tegenkwamen op sociale media. Zij die een toename ervaarden in deze memes op sociale media gaven bovendien meer aan dat hun lichaamsontevredenheid was toegenomen. Het gaat hier echter over cross-sectioneel onderzoek waardoor het onmogelijk is om te weten of de ervaren toename in gewichtsstigmatiserende memes ook de toename in lichaamsontevredenheid veroorzaakte. Het kan bijvoorbeeld ook zijn dat de stijging in lichaamsontevredenheid er voor zorgde dat ze deze memes vaker opmerkten.
Daarnaast kwam er uit de verschillende studies ook naar voor dat de corona-pandemie en de bijhorende lockdownmaatregelen tot situaties hebben geleid die specifiek triggerend kunnen zijn voor eetstoornispatiënten (Branley-Bell & Talbot, 2020; Cooper et al., 2020, Rodgers, et al., 2020). Door het hamsteren bij het begin van de lockdown waren bepaalde producten die voor sommige patiënten als veilig voedsel worden gezien plots niet meer te verkrijgen, wat tot heel veel stress en spanning kon leiden. Bovendien kunnen grote hoeveelheden gehamsterd voedsel in huis eetbuien uitlokken. In verschillende studies gaven patiënten ook aan dat men door de lockdown meer tijd doorbracht op sociale media waarbij de inhoud vaak als triggerend werd ervaren. Daarnaast gaf men aan zich meer bewust te zijn van het uiterlijk door meer online videocontact. Ook de media-aandacht voor de extra coronakilo’s leidde bij veel patiënten tot ongerustheid en spanning. Anderen gaven ook aan dat men door de isolatie ongemerkt gewicht kon verliezen en de ES zijn gang kon laten gaan. Ook meer of net minder mogelijkheden om te bewegen werd door sommige patiënten als triggerend ervaren.
Prof. dr. Elske Vrieze zette voor de Vlaamse Academie Eetstoornissen de onderzoeksbevinden rond Covid19, psychische problemen en in het bijzonder eetstoornissen op een rij. Dit overzicht vind je hier.
Het ziet er naar uit dat we nog een tijdje met het coronavirus zullen moeten leven. Hoogstwaarschijnlijk zullen periodes van maatregelverstrenging en -versoepeling elkaar afwisselen. Op basis van verschillende kwalitatieve onderzoeken (Branley-Bell & Talbot, 2020; Cooper et al., 2020, Rodgers, et al., 2020; Fernández‐Aranda et al., 2020) kunnen er strategieën en interventies geformuleerd worden die de impact van de lockdown en de maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus kunnen verminderen.
Algemene bevolking
Patiënten met of herstellende van een eetstoornis
Fernandez-Aranda et al. (2020) voegden een tabel met de diverse strategieën voor patiënten, hun zorgfiguren en hun hulpverleners toe aan hun artikel. De Nederlandstalige versie staat op pp. 43-45 (vertaald door prof. dr. Laurence Claes). Hieronder vind je opgemaakte tabellen die je kan delen met anderen via sociale media.
De coronacrisis en bijhorende maatregelen beheersen al maanden het dagelijks leven, de maatschappij en de media. Het is niet zo vreemd dat de soms vergaande maatregelen tegen het coronavirus spanning geven die ook ‘normaal’ eetgedrag onder druk zet. Ook de kans op terugval van herstellende patiënten kan ‘onder spanning’ verhogen. Toch kunnen we met een goede “corona” hervalpreventieplan zoals bij elk ander hervalpreventieplan de kans op terugval verminderen. Bekijk daarbij als hulpverlener de coronacrisis vanuit een eetstoornisbril: wat aan deze crisis maakt dat deze extra moeilijk is voor patiënten met een eetstoornis? Bevraag aan jouw patiënten hoe de coronacrisis hun leven bemoeilijkt. Bevraag wat er nog goed gaat en zoek samen naar manieren waarop jouw patiënt deze coronacrisis kan doorkomen en zich kan voorbereiden op de moeilijkheden die bij deze crisis horen.
Sciensano is het wetenschappelijk instituut dat de volksgezondheid in België opvolgt. Zij volgden de impact op van de COVID19-pandemie via gezondheidsenquêtes. Eetexpert publiceerde recent een nieuwsbericht rond de resultaten. En de publicaties van Sciensano lees je hier.