Bewegingsadviezen voor personen met eetproblemen en eetstoornissen
Prof. dr. Michel Probst, KU Leuven
Het aanbieden van gecontroleerde en aangepaste fysieke activiteit heeft een positieve invloed op fysieke en mentale gezondheid. Tot op heden zijn er echter geen specifieke richtlijnen rond fysieke activiteit voor personen met een eetstoornis. Enerzijds is het een delicaat thema gezien de gewichtsproblematiek, anderzijds is er een gebrek aan consensus tussen hulpverleners. Bovendien is de populatie met een eetstoornis divers, en zijn afspraken op maat van het individu nodig.
Fysieke activiteit is lang verboden geweest bij patiënten met een eetstoornis (met ondergewicht). Soms werd beweging ingezet als beloning voor gewichtstoename. Dit evolueerde naar fysieke activiteit onder supervisie, en vandaag de dag is fysieke activiteit – gecontroleerd en op maat van de patiënt – geïntegreerd in de behandeling. De behandeling van een eetstoornis omvat namelijk meer dan gewichtsherstel. Het verbieden van beweging werkt in op gewichtsherstel, maar niet op de cognitieve processen. Bovendien heeft beweging heel wat positieve effecten, zoals emotieregulatie. De uitdaging is het vinden van een gepaste balans.
Fysieke activiteit heeft heel wat positieve gevolgen: cardiovasculaire en respiratoire fitheid, kracht, betere botdensiteit, naast het verhogen van psychische weerbaarheid en stressreductie. Deze voordelen gelden ook voor personen met een eetstoornis.
Maar fysieke activiteit kan in combinatie met inadequaat eetgedrag een negatieve invloed op het gewicht bij personen met anorexia nervosa. Fysieke activiteiten kan ook gebruikt worden als een vorm van vermijdingsgedrag, om te vluchten van negatieve gevoelens en gevoelens van leegte. Het compulsieve karakter van bewegingsdrang kan er voor zorgen dat belangrijke signalen van het lichaam, zoals vermoeidheid of blessure, genegeerd worden.
Er bestaat weinig onderzoek rond bewegingsadviezen bij eetstoornissen, mede door een gebrekkige conceptualisatie van bewegingsdrang. Verder mag men er niet steeds vanuit gaan dat wie bewegingsdrang ervaart of aangeeft, wel degelijk excessief beweegt. Bewegingsdrang heeft namelijk een cognitief-affectieve dimensie, die zich niet steeds vertaalt in kwantiteit van beweging. Het is dus belangrijk beide aspecten accuraat in te schatten, en beweging objectief te registreren, en het compulsieve karakter ervan na te gaan (o.a. wat gebeurt er als men de activiteit niet kan uitvoeren). Bovendien is fysieke activiteit niet altijd waarneembaar en verrichten de personen verborgen fysieke activiteiten (bv. op de slaapkamer)om calorieën te verbranden.
Kern is dat de motivatie om te bewegen niet voortkomt uit plezierbeleving of gezondheidswinst, maar vanuit bezorgdheid rond gewicht en lichaamsvormen (die soms vermomd kunnen zijn als gezondheidsdoelen).
Ondanks het feit dat er geen consensus is, zijn er wel een aantal richtlijnen die een vertrekpunt kunnen vormen:
Psycho-educatie is belangrijk. Veel patiënten wensen bijvoorbeeld een vetvrij lichaam, maar dat is niet leefbaar. Het is belangrijk toe te lichten dat een minimum percentage lichaamsvet nodig is. Onder de 10% komt men in een gevarenzone. Jonge vrouwen hebben gemiddeld 26% lichaamsvet.
De beweegadviezen (frequentie, intensiteit, type en duur – FITT) vergen verder afstemming op de behandelcontext (ambulant/residentieel), de medische comorbiditeit, de mate van dwang tot lichamelijke activiteit, en de verwachtingen van de patiënt. Afspraken worden gemaakt in dialoog.
In het in kaart brengen van de bewegingsactiviteit, wordt zowel de activiteit zelf (wat, wanneer, hoeveel), de context (alleen, in groep), de afstemming op de noden van het lichaam (vermoeidheid, pijn) als de beleving bevraagd (plezierbeleving, wat als de activiteit niet kan plaatsvinden).
Beweging toelaten heeft naast de fysieke en psychologische voordelen van beweging ook een impact op de therapeutische relatie: het geeft vertrouwen en verantwoordelijkheid aan de patiënt, en het verhoogt de therapietrouw. Beweging toelaten op een gecontroleerde manier is bovendien veiliger dan geheime activiteit, zonder controle. Activiteiten in groep voegen sociale controle toe. Gecontroleerde beweging vermindert ook de drang om constant te bewegen, en verhoogt de dialoog met het lichaam.
Verdiepende literatuur
Cook, B. J., Wonderlich, S. A., Mitchell, J. E., Thompson, R., Sherman, R., & McCallum, K. (2016). Exercise in eating disorders treatment: systematic review and proposal of guidelines. Medicine and Science in Sports and Exercise, 48, 1408–1414. https://doi.org/10.1249/MSS.0000000000000912
Probst, M. (2017). Eating Disorders and Exercises. A Challenge (pp. 170-186), In: B. Stubbs & S. Rosenbaum (Eds). Exercise based interventions for mental illness. London: Elsevier.
Probst , M., Monthuy Blanc, J., & Ademkova , M., (2014). Eating disorders and physical activity: a complex relationship (pp. 101-114). In: M. Probst, A. Carraro (Eds .). Physical activity and mental health. a practice oriented approach. Milan: Edi-Ermes.
Probst, M., Aimé , A., & Maiano , C. (2020). Troubles des conduites alimentaires et activités physiques adaptées (pp. 339-356). In C. Maïano , O. Hue , G. Moullec , & V. Pepin (Eds). Guide d’intervention en activités physiques adaptées à l’intention des kinésiologues. Quebec: Presse universitaire.
Tools
Safe Exercise at Every Stage: Athlete (SEES-A) – Richtlijn uit 2020 rond beweging bij (top)sporters met een eetstoornis: www.safeexerciseateverystage.com
NSW Eating disorders toolkit (2018) – Handvatten rond bewegingsmanagement bij een residentiële behandeling op p 60-63