Inhoudsopgave

België

België

1. Eetstoornissen

1.1 Samenvatting en duiding

De vraag naar de prevalentie van eetstoornissen is niet altijd simpel of eenduidig te beantwoorden. Prevalenties zijn afhankelijk van de gebruikte methode en de instrumenten en vragenlijsten die in deze studies werden gebruikt. Een screeningvragenlijst is, bijvoorbeeld, geen diagnostisch instrument en geeft geen informatie over het aantal eetstoornisdiagnoses, alleen over de aanwezigheid van signalen of symptomen. Het is dus belangrijk om na te gaan welke instrumenten precies gebruikt werden om de validiteit van de gerapporteerde prevalenties goed te kunnen inschatten.  

Samenvattend Voor België zijn er via de ESEMeD studie (European Study of the Epidemiology of Mental Disorders) prevalentiecijfers voor de gediagnosticeerde eetstoornissen. Hieruit blijkt dat 0.96%, 1.0% en 1.40% van de Belgische populatie respectievelijk anorexia nervosa, boulimia nervosa of een eetbuistoornis heeft. Kijkt men enkel naar de Belgische vrouwen dan zijn de percentages, zoals verwacht hoger: 1.84%, 1.88% en 2.18% van de Belgische vrouwen heeft respectievelijk anorexia nervosa, boulimia nervosa of een eetbuistoornis. De resultaten van de ESEMeD studie zijn echter al verouderd: de dataverzameling vond plaats tussen 2001 en 2003, de gegevens zijn dus al 20 jaar oud. We weten niet hoe de prevalenties in tussentijd zijn geëvolueerd.

Vanuit de Gezondheidsenquête en de Voedselconsumptiepeiling zijn er recentere cijfers beschikbaar. Zowel de Gezondheidsenquête als de Voedselconsumptiepeiling gebruiken echter een screeningsinstrument. Deze instrumenten worden ingezet om snel te kunnen screenen of mensen verder onderzocht moeten worden op de aanwezigheid van een eetstoornis. Het geeft dus aan wie er een verhoogd risico heeft op een eetstoornis maar geeft niet aan wie er precies een eetstoornis heeft. De prevalenties binnen onderzoek waarbij men dergelijk screeningsinstrument gebruikt zullen dus typisch hoger liggen dan die uit onderzoek waarbij men a.d.h.v. een klinische interview een diagnose stelt

Uit de Gezondheidsenquête blijkt dat het percentage mensen dat Uit de Gezondheidsenquête van 2018 blijkt dat 7.2% van de Belgen at risk is voor een eetstoornis. Deze groep is stabiel gebleven tussen 2013 en 2018, maar wel gestegen in 2021. Zoals verwacht ligt het percentage dat at risk is hoger bij vrouwen en de jongere leeftijdscategorieën. Uit de resultaten van 2021 blijkt dat 18% van de populatie tussen 18 en 29 jaar at risk is voor de ontwikkeling van een eetstoornis. De percentages uit de Voedselconsumptiepeiling zijn lager dan deze uit de Gezondheidsenquête. De resultaten uit de Voedselconsumptiepeiling zijn al wat ouder dan deze uit de Gezondheidsenquête en in de Voedselconsumptiepeiling werd een ander screeningsinstrument gebruikt.

1.2 Cijfers

ESEMeD Studie (Preti et al., 2009; dataverzameling tussen 2001 en 2003) 

De ESEMeD studie (European Study of the Epidemiology of Mental Disorders) is een populatierepresentatieve studie bij de volwassen bevolking in 6 Europese landen, rond psychische stoornissen waaronder eetstoornissen. Binnen de ESEMeD studie werd een deel van de proefgroep a.d.h.v. een klinisch interview bevraagd over eetstoornissen. Dit wil zeggen dat een professional a.d.h.v. een gestructureerd interview naging of er sprake was van een eetstoornis of niet. Dit geeft een beeld over het voorkomen van de zuivere en gediagnosticeerde eetstoornissen en gaf volgende resultaten voor België:  

 Totale populatie Vrouwen 
Anorexia Nervosa (AN) 0.96% 1.84% 
Boulimia Nervosa (BN) 1.06% 1.88% 
Eetbuistoornis 1.40% 2.18% 
Eetbuien allerlei 2.62% 3.4% 
Elke eetstoornis 3.54% 5.16% 
Tabel 1. Prevalenties van eetstoornissen in België volgens de ESEMeD-studie.

Eetstoornissen komen vaker voor bij jonge vrouwen. Dit komt doordat eetstoornissen zich typisch ontwikkelen in de adolescentie en jongvolwassenheid. AN en BN zijn de meest gekende eetstoornissen en krijgen typisch heel wat aandacht. Toch is de prevalentie voor de eetbuistoornis hoger.  

Gezondheidsenquête

In de Gezondheidsenquête wordt een screeningsvragenlijst (SCOFF) afgenomen. De SCOFF is een instrument dat o.a. in de eerste lijn wordt ingezet om snel te kunnen screenen of mensen verder onderzocht moeten worden op de aanwezigheid van een eetstoornis. Het geeft dus aan wie er een verhoogd risico heeft op een eetstoornis, maar geeft niet aan wie er precies een eetstoornis heeft. De prevalenties binnen onderzoek waarbij men dergelijk screeningsinstrument gebruikt zullen dus typisch hoger liggen dan die uit onderzoek waarbij men a.d.h.v. een klinische interview een diagnose stelt

Opmerking: De data uit 2021 komen uit de COVID-enquête, deelnemers werden anders gerekruteerd dan bij de gewone gezondheidsenquêtes. Het vergelijken van de cijfers voor 2021 met de cijfers uit 2013 en 2018 moet dus met de nodige voorzichtigheid gebeuren. 

Gezondheidsenquête –SCOFF Totale populatie België >15j BI Mannen BI Vrouwen BI 
2013 (>15 jaar) 8.4% (7.4; 9.3) 6.4% (5.2; 7.6) 10.2% (8.8; 12.6) 
2018 (>15 jaar) 7.2% (6.4; 8.0) 5.7% (4.6; 6.8) 8.6% (7.5; 9.8) 
2021 (>18 jaar) 11% NB 9% NB 13% NB 
Tabel 2. Prevalentiecijfers van Vlamingen at risk voor een eetstoornis binnen de Gezondheidsenquête (Sciensano); BI = betrouwbaarheidsinterval;

Significante verschillen kan men afleiden door de betrouwbaarheidsintervallen (BI) te vergelijken. Indien de BI’s niet overlappen, zijn de verschillen significant. Een statistisch significant verschil wil echter niet zeggen dat het ook over een klinische significant verschil gaat.  

Per leeftijdscategorie geeft dat voor 2013, 2018 en 2021 volgend resultaat:  

Leeftijd 2013 2018 2021 
18-29j 11% 13% 18% 
30-49j 10% 9% 14% 
50-64j 7% 6% 8% 
65+ 5% 3% 5% 
Tabel 3. Leeftijdsverschillen in eetstoornissymptomen in België binnen de Gezondheidsenquête (Sciensano).

Voedselconsumptiepeiling (2014) 

De voedselconsumptiepeiling (VCP) is een uitgebreide bevraging van de voedingsgewoonten bij de Belgische bevolking (3-64j). In de meeste recente bevraging uit 2014 werd er binnen de VCP ook gescreend op eetstoornissen a.d.h.v. de Eating Attitudes Test (EAT). Uit de resultaten bleek dat in België 3.7% (BI: [2.8;4.7]) van de populatie at risk is voor een eetstoornis.   

 Totale populatie tussen 10 en 64j BI Mannen BI Vrouwen BI 
VCP 2014 3.7% (2.8; 4.7) 3.5% (2.1; 4.8) 4.0% (2.7; 5.4) 
Tabel 4. Prevalentiecijfers van Belgen at risk voor een eetstoornis binnen de VCP (Sciensano); BI = betrouwbaarheidsinterval.

Per leeftijdsgroep zijn de prevalenties:

Leeftijdsgroep Percentage at risk Betrouwbaarheidsinterval 
10-13 jaar 5,0 (2,7; 7,4) 
14-17 jaar 5,8 (3,5; 8,2) 
18-34 jaar 4,3 (2,4; 6,2) 
35-50 jaar 3,7 (1,7; 5,6) 
51-64 jaar 2,3 (0.8; 3.8) 
Tabel 5. Leeftijdsverschillen in eetstoornissymptomen in België binnen de VCP (Sciensano).

2. Gewichtsproblemen

2.1 Volwassenen  

2.1.1 Samenvatting en duiding

Samenvattend: Voor Belgische volwassenen wordt de gewichtsstatus sinds 1997 opgevolgd aan de hand van de Gezondheidsenquête. In 2018 werd ook het Gezondheidsonderzoek een allereerste keer afgenomen. In de Gezondheidsenquête worden lengte en gewicht bevraagd aan de deelnemers waarna de onderzoekers de BMI berekenen. In het Gezondheidsonderzoek worden gewicht en lengte door de onderzoekers gemeten en is daardoor tijdsintensiever. Algemeen wordt aangenomen dat zelfrapportage van lengte en gewicht leidt tot een onderschatting van de gewichtsstatus. Uit de resultaten van de Gezondheidsenquête blijkt dat in 2018, 49.3% van de volwassen overgewicht had (BMI ≥25), waarbij 15.9% beantwoordde aan de criteria voor obesitas (BMI ≥30). De cijfers voor overgewicht waren niet significant verschillend van 2013. Voor de cijfers voor obesitas lijkt er heel nipt geen significant verschil te zijn ten opzichte van 2013. In de COVID-Gezondheidsenquête (2021 & 2022) is het percentage voor obesitas gestegen naar 20 en 21%. Of de verschillen t.o.v. 2018 significant zijn, kan niet worden nagegaan omdat de betrouwbaarheidsintervallen voor de data uit de COVID-gezondheidsenquête helaas niet gerapporteerd werden. Uit het Gezondheidsonderzoek (2018) blijkt dat 55.4% van de Vlaamse volwassenen overgewicht heeft en 21.2% obesitas. Hieruit blijkt dat de percentages uit de Gezondheidsenquête van 2018 die gebaseerd zijn op zelfrapportage van lengte en gewicht mogelijk een onderschatting zijn.

Tussen 1997 en 2018 is het percentage Belgen met overgewicht gestegen met 8%, het percentage mensen met obesitas is gestegen met 5.1 %. Uit de data blijkt verder dat de stijging voor overgewicht vooral plaatsheeft in de eerste 10 jaar (1997-2008) van de periode dat er gemeten werd (5.6%) en dat in de tweede helft (2008-2018) de stijging eerder beperkt was (2.4%). Op basis van de gegevens uit de COVID-gezondheidsenquête lijkt het percentage mensen met overgewicht en met obesitas in 2021 en 2022 gestegen t.o.v. 2018. Dit suggereert dat de coronapandemie en de coronamaatregelen een impact hebben gehad op de gewichtsstatus van de Vlamingen. Het is nog afwachten op de resultaten van de eerstvolgende gezondheidsenquête om te zien hoe deze evolutie zich verder doorzet.    

Gezondheidsenquête en Gezondheidsonderzoek 

 Onder-gewicht BI Over-gewicht BI Obesitas BI 
Gezondheidsenquête       
2013  (>15 jaar) 3.0 (2.5; 3.4) 48.1 (46.5; 49.7) 13.7 (12.7; 14.8) 
2018  (>15 jaar) 2.9 (2.4; 3.4) 49.3 (47.8; 50.7) 15.9 (14.8; 16.9) 
Maart 2021 (> 18 jaar) NB NB NB NB 20% NB 
Maart 2022 (>18 jaar) NB NB NB NB 21% NB 
Gezondheidsonderzoek (2018) 2.0  NB55.4 (51.5; 59.4) 21.2 (18.1; 24.2) 
Tabel 6. Gewichtsproblemen in België volgens de Gezondheidsenquête en het Gezondheidsonderzoek (Sciensano);
BI = betrouwbaarheidsinterval, NB=niet beschikbaar. 

Significante verschillen kan men afleiden door de betrouwbaarheidsintervallen (BI) te vergelijken. Indien de BI’s niet overlappen, zijn de verschillen significant. Een statistisch significant verschil wil echter niet zeggen dat het ook over een klinisch significant verschil gaat.  

Opmerking: De data uit 2021 komen uit de COVID-enquête, deelnemers werden anders gerekruteerd dan bij de gewone gezondheidsenquêtes. Het vergelijken van de cijfers voor 2021 met de cijfers uit 2013 en 2018 moet dus met de nodige voorzichtigheid gebeuren. 

Binnen de gezondheidsenquête wordt er gebruik gemaakt van zelfrapportage. Zelfrapportage geeft typisch een onderschatting van BMI. Bij het Gezondheidsonderzoek werden lengte en gewicht door de onderzoekers gemeten waardoor deze een accurater beeld geeft van de prevalenties.  

De Gezondheidsenquête wordt afgenomen sinds 1997. In de tabel hieronder staan de Belgische prevalenties voor overgewicht, obesitas en ondergewicht voor alle Gezondheidsenquêtes (en de COVID-Gezondheidsenquête) sinds 1997. 

België 1997 2001 2004 2008 2013 2018 
Overgewicht (incl. obesitas)  41.3 44.5 44.1 46.9 48.1 49.3 
Obesitas 10.8 12.1 12.7 13.8 13.7 15.9 
Ondergewicht 3.7 3.5 3.5 3.1 3.0 2.9 
Tabel 7. Evolutie gewichtsstatus België volgens de Gezondheidsenquête (Sciensano);* COVID-gezondheidsenquête.

Voedselconsumptiepeiling (VCP) (2014) 

De voedselconsumptiepeiling (VCP) is een uitgebreide bevraging van de voedingsgewoonten bij de Belgische bevolking. Binnen de VCP worden gewicht en lengte gestandaardiseerd gemeten door de onderzoekers. De BMI-gegevens van de VCP zijn daardoor kwalitatief beter dan de gegevens van onderzoeken waar gebruik wordt gemaakt van zelfrapportage.

Leeftijd Ondergewicht Normaal gewicht Overgewicht (excl. obesitas)Obesitas 
18 tot 34j 3.4 60.9 23.3 12.4 
35 tot 50j 1.3 43.9 34.2 20.7 
51 tot 64j 1.6 29.3 43.8 25.3 
Tabel 8. Gewichtsstatus in België per leeftijdscategorie binnen de VCP (Sciensano).

2.2 Kinderen en jongeren 

2.2.1 Samenvatting en duiding

Bij kinderen en jongeren is het niet zo evident om de prevalenties van studies onderling te vergelijken. Studies verschillen onderling vaak in de keuze voor de criteria die bepalen of er sprake is van ondergewicht, een normaal gewicht, overgewicht of obesitas. Omdat kinderen en jongeren nog in volle groei zijn, kan men geen gebruik maken van de BMI-criteria gehanteerd bij volwassenen. Verschillende organisaties kwamen met een voorstel voor criteria om te gebruiken bij kinderen en jongeren: de ‘International Obesity Task Force’ (IOTF) bepaalden de BMI-criteria voor overgewicht en obesitas aan de hand van de gewichtscurve die op de leeftijd van 18 jaar uitkomt op BMI 25/30 (zie ook: Cole & Lobstein, 2012).  Op een gelijkaardige manier werden er ook voor Vlaanderen BMI-criteria geconstrueerd.  De WHO hanteert dan weer een totaal ander criterium, in hun laatste rapport spreekt men van overgewicht als het gewicht van het kind/jongere meer dan 1 standaarddeviaties hoger is dan de mediaan. Men spreekt van obesitas wanneer het gewicht meer dan 2 standaarddeviaties hoger is dan de mediaan. Omdat er binnen verschillende studies verschillende criteria worden gehanteerd is het moeilijker om cijfers rechtstreeks tussen studies te vergelijken. Er wordt vanuit gegaan dat de criteria van de WHO minder streng zijn dan de IOTF- of de Vlaamse criteria (NCD Risk Factor Collaboration (NCD-RisC), 2017). Dit wil zeggen dat de prevalenties voor overgewicht en obesitas gebaseerd op de criteria van de WHO systematisch hoger zullen liggen dan deze gebaseerd op de IOTF- of Vlaamse criteria.  Naast de verschillende criteria voor overgewicht en obesitas maken ook de verschillende leeftijdscategorieën die in de verschillende studies gehanteerd worden het moeilijker om de gegevens  tussen de verschillende studies te vergelijken.   

Samenvattend: Voor België kan de gewichtsstatus voor kinderen en jongeren worden opgevolgd via de Gezondheidsenquête en de Voedselconsumptiepeiling. De Gezondheidsenquête bevraagt kinderen en jongeren van 2 tot 17 jaar en maakt gebruik van zelfrapportage om de BMI-gegevens te bekomen. Bij de Voedselconsumptiepeiling worden lengte en gewicht gemeten waardoor men een objectieve schatting krijgt van BMI. Uit de Gezondheidsenquêtes blijkt dat 19.0% van de Belgische kinderen en jongeren tussen 2 en 17 jaar in 2018 overgewicht heeft, waarbij 5,8% beantwoordt aan de criteria voor obesitas. Deze cijfers zijn niet significant verschillend met deze uit 2013. Dat wil zeggen dat de cijfers stabiel zijn gebleven. De cijfers uit de VCP liggen lager dan deze uit de Gezondheidsenquête: De prevalenties voor overgewicht voor de verschillende leeftijdscategorieën liggen tussen de 11.2 en 15.3%, die voor obesitas tussen de 2.7 en 5.4%.

2.2.2 Cijfers

Gezondheidsenquête  

Binnen de Gezondheidsenquête wordt er voor de bepaling van overgewicht en obesitas gebruik gemaakt van de IOTF-criteria. De recentste cijfers zijn:  

 Overgewicht BI Obesitas BI 
2013 (2-17j) 18.2 (15.3; 21.2) 6.3 (4.4;8.1) 
2018 (2-17j) 19.0 (16.5; 21.6) 5.8 (4.4; 7.1) 
Tabel 9. Overgewicht bij jongeren in Vlaanderen volgens de Gezondheidsenquête (Sciensano).

Noot: Er werd bij kinderen en jongeren geen covid-gezondheidsenquête afgenomen. Er zijn voor kinderen dus geen cijfers uit 2020 en 2021.  

Significante verschillen kan men afleiden door de betrouwbaarheidsintervallen (BI)  te vergelijken. Indien de BI’s niet overlappen, zijn de verschillen significant! Een statistisch significant verschil wil echter niet zeggen dat het ook over een klinische significant verschil gaat.  

Voedselconsumptiepeiling (VCP) (2014) 

De voedselconsumptiepeiling (VCP) is een uitgebreide bevraging van de voedingsgewoonten bij de Belgische bevolking. Binnen de VCP worden gewicht en lengte gestandaardiseerd gemeten door de onderzoekers. De BMI-gegevens van de VCP zijn daardoor kwalitatief beter dan de gegevens van onderzoeken waar gebruik wordt gemaakt van zelfrapportage. Voor kinderen en jongeren werd gebruik gemaakt van de IOTF-criteria om de prevalenties binnen de BMI-categorieën te bepalen.  In 2014 waren de prevalenties voor de BMI-categorieën voor kinderen en jongeren als volgt:  

Leeftijd Ondergewicht Normaal gewicht Overgewicht (excl. obesitas)Obesitas 
3 tot 5j 9.4 76.8 11.2 2.7 
6 tot 9j 8.2 75.1 12.4 4.2 
10 tot 13j 9.9 71.0 15.3 3.9 
14 tot 17j 9.8 73.0 11.8 5.4 
Tabel 10. Gewichtsstatus van jongeren in België per leeftijdscategorie binnen de VCP (Sciensano).

3. Comorbiditeit tussen eetstoornissen en gewichtsproblemen

3.1 Samenvatting en duiding

Eetstoornissen en overgewicht/obesitas worden vaak los van elkaar gezien. Toch zijn er indicaties dat er een belangrijke comorbiditeit is tussen eetstoornissen en obesitas. In de algemene populatie wordt de prevalentie van de eetbuistoornis of binge eating disorder (BED) geschat op 1 tot 3.5%. In de populatie van mensen met overgewicht of obesitas wordt de prevalentie van BED geschat op 3 tot 14.8% en in de populatie van mensen met overgewicht of obesitas die hulp zoeken wordt de prevalentie van BED geschat op 4.2 tot 33% (Pagoto, et al., 2011). Naast binge eating disorder zijn er ook gevallen van atypische anorexia nervosa bekend.

Samenvattend: Om een indicatie te krijgen van de overlap tussen eetstoornissen en overgewicht/obesitas in België werd een extra analyse van de data van de Gezondheidsenquête opgevraagd. Er werd per gewichtscategorie nagegaan hoeveel personen een verhoogde score hadden op de SCOFF (screeningsinstrument) en dus at risk waren voor een eetstoornis. Uit deze analyse blijkt dat 12.31% van de mensen met obesitas at risk waren voor een eetstoornis, gevolgd door personen met ondergewicht (9.15%), overgewicht (6.70%) en een normaal gewicht (5.43%). De analyse bevestigt de comorbiditeit tussen obesitas en eetstoornissen. Het percentage 12.31% ligt in lijn met wat eerder in onderzoek werd teruggevonden (Pagoto, et al., 2011). Het percentage ligt mogelijk nog hoger bij mensen met obesitas die hulp zoeken voor hun probleem, in die populatie is het dus zeker belangrijk om na te gaan of er naast obesitas ook nog sprake is van een eetprobleem of eetstoornis.

3.2 Cijfers

Gezondheidsenquête

Overlap eetstoornissen en obesitas: per gewichtscategorie het percentage mensen met verhoogde score op de SCOFF: 

 Percentage  BI
Ondergewicht 9.15 % (3.92; 14.39) 
Normaal gewicht 5.43 % (4.38; 6.48) 
Overgewicht 6.70 % (5.30; 8.11) 
Obesitas 12.31 % (9.75; 14.87) 
Tabel 11. Verhoogde score op de SCOFF per gewichtscategorie binnen de Gezondheidsenquête (Sciensano); BI = betrouwbaarheidsinterval.

4. Risicofactoren voor eetstoornissen en gewichtsproblemen

4.1 Samenvatting en duiding

Eet- en gewichtsproblemen ontstaan niet van vandaag op morgen. Er gaat een ontwikkelingstraject aan vooraf met beïnvloedende factoren die het ontstaan van het probleem in de hand werken (risicofactoren), of er net tegen beschermen (beschermende factoren). Kennis rond risico- en beschermende factoren kan de praktijk op verschillende manieren ondersteunen in gericht maatwerk. Preventiewerkers kunnen ze als leidraad gebruiken om factoren te selecteren die voor een grote groep jongeren versterkend kunnen werken, om domeinen te selecteren die bevraagd kunnen worden in een screeningsgesprek, of om preventie op maat uit te werken bij een (groep) jongere(n) die specifieke risicofactoren verto(o)n(t)en. Een overzicht van de risico-en beschermende factoren is hier te vinden: www.draaiboeken.eetexpert.be/risicoprofiel/inleiding

Samenvattend: Voor België is er de Voedselconsumptiepeiling( VCP) die variabelen bevraagt die een indicatie kunnen zijn voor de aanwezigheid van risicofactoren in de populatie (tussen 10 en 64 jaar). Uit de VCP blijkt dat 28.2% van de bevolking tussen 10 en 64 jaar probeert om te vermageren en 44.8% van de mensen probeert om zijn/haar gewicht stabiel te houden. Van deze twee groepen rapporteert bovendien 29.6% ongezonde manieren van gewichtscontrole. Hieruit blijkt dat toch een groot deel van de Belgische bevolking bezig is met vermageren of het stabiel houden van hun gewicht. Wanneer dit op een onevenwichtige en ongezonde manier gebeurt, is dat een bijkomend risico op de ontwikkeling van eet- en gewichtsproblemen.

4.2 Cijfers

Voedselconsumptiepeiling (VCP) 

Naast eetstoornissen en een gestandaardiseerde meting naar lengte en gewicht wordt er voor adolescenten en volwassenen binnen de VCP ook gepeild naar 2 mogelijke risicofactoren van eetstoornissen in de bevolking: houding t.o.v. lichaamsgewicht en  methoden om te vermageren/gewicht stabiel te houden. De meest recente cijfers uit 2014 zijn moeilijk te vergelijken met deze uit 2004 omdat de methode voor afname niet helemaal hetzelfde was (schriftelijk in 2014 versus mondeling in  2004). We rapporteren hier daarom alleen de cijfers uit 2014. Daaruit blijkt:

Houding t.o.v. lichaamsgewicht  (antwoordcategorieën) %BI
“Ik probeer te vermageren”28.2NB
“Ik probeer mijn gewicht stabiel te houden”44.8NB
“Ik probeer bij te komen”3.2NB
“Ik maak me geen zorgen over mijn gewicht”23.8NB
Tabel 12. Houding t.o.v. lichaamsgewicht in België binnen de VCP (Sciensano); NB = Niet beschikbaar in verslag;

Methoden om te vermageren/gewicht stabiel te houden  (antwoordcategorieën)%BI
Wijzigen van soort voedsel95.1[93.5; 96.8]
Wijzigen van maaltijdpatroon19.5[16.5; 22.5]
Meer beweging54.0[50.3; 57.8]
Gebruik afslankproducten4.4[2.9; 5.8]
Ongezonde manieren van gewichtscontrole129.6[26.2; 33,0]
Gewichtscontrole onder professionele begeleiding6.2[4.6; 7.9]
Tabel 13. Gewichtscontroletechnieken in Vlaanderen binnen de VCP (Sciensano);
BI = betrouwbaarheidsinterval,
1= overslaan van maaltijden, vasten gedurende 24u of langer, roken, gebruik van laxeermiddelen, braken na maaltijd. 

Uit de VCP blijkt dat 29.6 % aangeeft ongezonde manieren te gebruiken om te vermageren of hun gewicht stabiel te houden. Deze ongezonde manieren van gewichtcontrole verhogen zowel het risico op een gewichtstoename als op het ontstaan van eetstoornissen.

Survey
OPGELET! Dit is de oude website van Eetexpert.