Psychologische (ambulante) behandelmethoden

Psychologische (ambulante) behandelmethoden

CBT-AR: Cognitieve Gedragstherapie voor patiënten met ARFID

Deze behandeling is een gespecialiseerde behandeling en geschikt voor alle subtypes van ARFID. De patiënt volgt een flexibel programma dat bestaat uit vier fases waarin in elke fase de focus op een ander behandeldoel wordt gericht. In fase 1 (2 tot 4 sessies) vindt er psycho-educatie plaats en wordt de nadruk gelegd op het belang om zo snel mogelijk veranderingen door te voeren. Fase 2 wordt voltooid in 2 sessies waarin uitleg wordt gegeven over de verschillende voedingsgroepen en het belang om voedingstekorten te voorkomen of herstellen. De patiënt kiest nieuwe voedingsmiddelen uit die hij/zij zal leren eten in fase 3. Deze 3de fase kan 14 tot 22 sessies in beslag nemen en werkt in op het gedrag dat ARFID in stand houdt voor elk van de subtypes (8, 11):

  • Patiënten met een sensorische overgevoeligheid: aan de hand van exposure (blootstelling) en systematisch desensitisatie nieuwe voedingsmiddelen incorporeren in het voedingspatroon;
  • Patiënten met angst voor nadelige gevolgen: de angst voor een voedingsmiddel of in welke mate dit wordt gemeden, bepalen en rangschikken van lichte angst tot ernstige angst. Aan de hand hiervan wordt dan bepaald aan welke voedingsmiddelen de patiënt best als eerste wordt blootgesteld;
  • Patiënten met een gebrek aan interesse voor voeding: lichamelijke signalen (honger, verzadiging) leren aanvoelen en blootstelling aan voorkeursvoedsel van de patiënt (8, 11).

Fase 4 (2 sessies) legt de nadruk op het voorkómen van herval en evalueert of de vooropgestelde behandeldoelen van de patiënt werden volbracht (8, 11).

Afhankelijk van de leeftijd en het gewicht van de patiënt, is er een verschil in welke versie van CBT-AR geschikt is. Er bestaat een individuele versie van de CBT-AR behandeling die geschikt is voor patiënten die ouder zijn dan 16 jaar en die geen ondergewicht hebben. Daarnaast bestaat er een versie met familietherapie van CBT-AR voor patiënten tussen 10 en 16 jaar of als een patiënt van 16-17 jaar ondergewicht heeft (8, 11). Het grootste verschil tussen deze twee versies van CBT-AR is wie de verantwoordelijkheid draagt om veranderingen door te voeren: de patiënt zelf of de familie van de patiënt (8).

De behandeling met CBT-AR bestaat in totaal uit 20 tot 30 sessies, afhankelijk van de gewenste gewichtstoename (8). CBT-AR is een ambulante behandeling waardoor het vereist is dat de patiënt met ARFID stabiel is op medisch vlak, voeding kan eten en geen sondevoeding gebruikt (8). Studies tonen een mogelijk bewijs van effectiviteit voor cognitieve gedragstherapie in de behandeling van ARFID , maar er blijft een nood bestaan aan gerandomiseerde, gecontroleerde studies (8).

FBT-ARFID: Familie gebaseerde behandeling voor patiënten met ARFID

Deze Family-Based Treatment (FBT) van ARFID werd ontwikkeld op basis van de al bestaande FBT voor jongeren met AN en BN (8). Bij FBT voor AN en BN wordt eerder de nadruk gelegd op het veranderen van eetgedrag onder ouderlijk toezicht in plaats van te focussen op cognities rond zelfbeeld en lichaamsgewicht. Hierdoor is FBT, mits lichte aanpassingen, een veelbelovende therapie voor patiënten met ARFID (13). De volgende uitgangspunten en interventies worden toegepast bij FBT-ARFID:

  • Schuldgevoelens afnemen door niet te focussen op hoe de eetstoornis is ontstaan en door de eetstoornis te externaliseren;
  • De ouders zijn hoofdverantwoordelijke om verandering door te voeren:
  • Er wordt benadrukt wat de nadelige gevolgen zijn als er niets verandert;
  • De therapeut biedt raad aan de ouders zodat ze al gaandeweg kunnen bijleren;
  • Er wordt gefocust op het realiseren van gedragsveranderingen richting een normaal eetgedrag en niet op de denkfouten die gemaakt worden door de patiënt (8, 13, 21).

FBT-ARFID wordt onderverdeeld in drie fases:

  • Fase 1: De ouders van de patiënt met ARFID nemen de leiding om zo het eetgedrag te veranderen. Hierbij hoort een maaltijd samen met de familie die geobserveerd wordt door de therapeut om direct te kunnen inspelen op het eetgedrag aan de hand van suggesties en tips (13). Door de nadruk te leggen op de nadelige gevolgen van de verstoorde eetgewoontes, worden de ouders gemotiveerd om het gedrag van hun kind aan te pakken (8, 21).
  • Fase 2: De focus ligt op het kind dat zelf de leiding neemt over zijn eigen eetgedrag zodra de veranderingen, ingevoerd door de ouders, zijn toegepast. Hierbij wordt rekening gehouden met de leeftijd van het kind en de mate waarin deze al verantwoordelijkheid kan opnemen (8, 13).
  • Fase 3 is enkel gericht op adolescenten (13, 21). Zodra er geen sprake meer is van een verstoringen in eetgedrag, gezondheid en sociale context kan de overgang naar deze laatste fase plaats vinden. De ouders krijgen hulp aangeboden om te focussen op de impact die werd veroorzaakt door ARFID op hun adolescent kind en welke invloed dit heeft op de ontwikkeling (21).

Afhankelijk van de presentatievorm van ARFID kunnen er aanpassingen gebeuren aan de behandeling. Ook de eindpunten van de behandeling verschillen afhankelijk van de presentatievorm. Bij de patiënten met een desinteresse in voeding wordt er gestreefd naar een toename van het lichaamsgewicht en het verhogen van de structuur rond maaltijden. Patiënten die last hebben van een sensorische overgevoeligheid worden behandeld om de variatie in de voeding te laten toenemen. Indien de angst voor de mogelijke gevolgen overheerst bij de patiënt, wordt er met FBT gestreefd naar een vermindering van deze angst rond eten. Hierbij speelt gewichtstoename zeker een belangrijke rol maar deze is ondergeschikt en hangt vast aan de afname van de angst (21).

De duur van de behandeling met FBT-ARFID hangt af van welk ARFID subtype zich voornamelijk voordoet. Voor de patiënten met een gebrek aan interesse in voeding of met een sensorische overgevoeligheid duurt FBT-ARFID ongeveer 4 tot 5 maanden. Voor de patiënten die angstig zijn voor de nadelige gevolgen duurt de behandeling tussen de 3 en 5 maanden. Aangezien deze symptomen van angst zeer acuut optreden, vraagt dit een kortere behandelduur (8, 21).

Zowel CBT-AR als FBT-ARFID zijn ambulante behandelvormen (8, 13, 21) en beiden leggen een grote nadruk op de betrokkenheid van de ouders rond het doen toenemen van de hoeveelheid voeding die hun kind tot zich neemt. Deze behandelingen verschillen in aanpak om het kind meer gevarieerd te leren eten. In FBT wordt er meer met de hulp van de ouders besloten welke voedingsmiddelen worden toegevoegd, in CBT zijn deze veranderingen eerder de keuze van de patiënt met ARFID (8).

SPACE-ARFID

De Supportive Parenting for Anxious Childhood Emotions therapie werd aangepast aan ARFID. Deze therapievorm wordt momenteel nog verder onderzocht en moet eerst nog getest worden op een grotere onderzoekspopulatie. Deze nieuwe behandelmethode baseert zich voornamelijk op de manier waarop de ouder reageert op het verstoorde eetgedrag van het kind met als doel om een positieve gedragsverandering rond de voeding te bevorderen (19).

Ondanks dat de betrokkenheid van de ouders in het algemeen wordt beschouwd als een belangrijke factor bij psychosociale interventies voor kinderen met ARFID, zijn de meeste interventies helemaal gefocust op het kind (19). Kinderen zijn vaak niet gemotiveerd om in behandeling te gaan. Bovendien kan de druk die de ouders op hun kind leggen om te eten, er net voor zorgen dat het kind nog minder gaat eten en een grotere afkeer voor eten krijgt (19). SPACE-ARFID komt hieraan tegemoet door zich te richten op de ouder-kind interacties rond maaltijden. 

SPACE-ARFID is een potentiële behandelvorm voor een zeer angstig kind dat zeer selectief eet en waarbij de familie (onbewust) dit gedrag in stand houdt / verergert door zich aan te passen aan de angsten van het kind. Deze “family accommodation” kan verschillende vormen aannemen zoals eigen eten meenemen naar sociale bijeenkomsten, enkel de voorkeursvoeding van het kind inkopen of de keuze van een restaurant aanpassen (19). Het doel van deze behandeling is, overeenstemmend met de andere behandeltechnieken, een grotere flexibiliteit creëren van het kind betreffende zijn voedingsgedrag/eetpatroon. De behandeling bestaat uit 7 stappen die in totaal 11 tot 18 sessies in beslag nemen (19).

Specifieke technieken en aanvullende therapieën

Food chaining

Veilige voeding die aanvaardbaar is voor zowel de patiënt als zijn context (denk aan ouders, school), kan gebruikt worden als startpunt voor “food chaining”. Bij deze techniek worden gelijkenissen benadrukt tussen het veilige voedsel, en voedsel dat aan het repertoire toegevoegd zou worden. Het veilige voedsel wordt aangepast op een manier die dicht genoeg ligt bij het oorspronkelijke voedingsmiddel, zodat dit nog steeds als veilig beschouwd wordt.  Zo wordt het voedselrepertoire geleidelijk uitgebreid, zonder het risico dat de patiënt het oorspronkelijke veilige voedsel ook uit zijn repertoire schrapt (3). Bij (jonge) kinderen kan ter voorbereiding gewerkt worden met tekeningen of speelgoed rond eten.

The Feeling and Body Investigates (FBI)

Deze techniek richt zich op interoceptieve blootstelling bij patiënten die vermijdingsgedrag stellen vanuit (angst voor) onaangename lichamelijke gewaarwordingen en werd aanvankelijk ontwikkeld voor angst- en gastro-intestinale stoornissen. Bij deze therapie gaat men, als een FBI-agent, op zoek naar interoceptieve en exteroceptieve gewaarwordingen, en worden deze herkaderd als iets interessants in plaats van angstinducerend. In de therapie wordt gefocust op het ervaren van de sensatie en deze exploreren, en in plaats van ze uit de weg te gaan, de sensatie te aanvaarden. Hierbij worden spelelementen ingezet (3).

EMDR

Indien er sprake is van comorbiditeiten zoals angststoornissen kan EMDR toegepast worden. Eye Movement Desensitization & Reprocessing kan een beloftevolle behandeling zijn voor patiënten met ARFID die bang zijn voor de mogelijke nadelige gevolgen van voeding door een eerdere traumatische ervaring. Dergelijk trauma kan ontstaan zijn door eten dat in de keel van de patiënt blijft steken of doordat de patiënt heeft gebraakt tijdens of na de maaltijd (23). Er is echter weinig onderzoek uitgevoerd over de effectiviteit van EMDR bij ARFID en momenteel lijkt een aanvullende gedragstherapie nodig om de patiënt extra te ondersteunen (20, 23).

Survey
OPGELET! Dit is de oude website van Eetexpert.