Vragenlijsten voor ARFID
In tegenstelling tot klinische interviews zijn vragenlijsten op zichzelf onvoldoende om een diagnose te stellen, maar ze zijn wel een belangrijk hulpmiddel in de screening, om een eetstoornis uit te sluiten en om zicht te krijgen op symptomen.
Veelgebruikte zelfrapportagevragenlijsten voor eetstoornissen focussen zich voornamelijk op het doelbewust lijnen om het gewicht te controleren, op bezorgdheden rond het gewicht, en een verstoord zelf- of lichaamsbeeld. Dit zijn echter kenmerken die een diagnose van ARFID net uitsluiten in plaats van ondersteunen (16).
De PARDI-AR-Q, NIAS, EDY-Q en FNS zijn allemaal zelfrapportagevragenlijsten die gebruikt kunnen worden om specifiek te screenen voor ARFID. Er is nog geen evidentie over welk van deze tools het beste gebruikt wordt om de vooruitgang van de behandeling op te volgen (8).
Elk van deze vragenlijsten heeft zijn sterktes en zwaktes. Toch zijn ze van belang: als ze worden gekoppeld aan een gestructureerd klinisch interview, kan een uitgebreid beeld geschetst worden van de ernst van de eetstoornis en het effect van de behandeling (6).
In tegenstelling tot het PARDI interview, richt de PARDI-ARFID-Questionnaire zich hoofdzakelijk op de psychopathologie van ARFID en peilt ze niet naar pica of de ruminatiestoornis (16). Daarnaast is de PARDI-AR-Q de enigste zelfrapporteringstool gevalideerd voor gebruik bij ARFID die de struikelblokken op psychisch en sociaal vlak vaststelt (8).
Aan de hand van 32 vragen evalueert de PARDI-AR-Q de mogelijke aanwezigheid en ernst van ARFID, waarbij er rekening wordt gehouden met de drie ARFID-profielen benoemd in de DSM-5 (8, 16). De vragenlijst begint met vijf basisvragen (geslacht, gewicht, …), gevolgd door 12 gesloten vragen (ja/nee) naar de DSM-5 diagnostische criteria voor ARFID. De antwoorden op deze gesloten vragen worden gebruikt om een positieve of negatieve score te berekenen voor de mogelijke aanwezigheid van ARFID (8, 16). Hierbij hoort een apart scoreformulier dat ingevuld dient te worden. Als laatste staan er 11 vragen met een Likert antwoordschaal van nul (nooit) tot zes (altijd). Hiermee wordt de aanwezigheid en de ernst van de drie profielen nagegaan (8, 16).
De Nine-Item ARFID Screen (NIAS) is een korte vragenlijst gebruikt voor de zelfrapportage van symptomen veroorzaakt door ARFID (3, 8). De NIAS vragenlijst werd ontwikkeld om te screenen voor de symptomen van ARFID rekening houdende met de drie subtypes, en antwoorden op deze vragenlijst gaan van nul (sterk mee oneens) tot vijf (sterk mee eens) (3, 8). De NIAS is enkel gevalideerd voor gebruik bij volwassenen (>18 jaar) (6, 16) maar deze tool werd ook al gebruikt bij de screening van jongeren (16).
De Eating Disturbances in Youth-Questionnaire (EDY-Q) heeft als doel om verstoord eetgedrag bij kinderen (8 tot 13 jaar) vroegtijdig op te sporen (6, 8). Deze vragenlijst bestaat uit 14 vragen: 1 vraag over pica, 1 vraag over ruminatie en 12 vragen over ARFID (8). De vragen worden beantwoord aan de hand van een Likertschaal op zeven punten gaande van “nooit” tot “altijd” (8). Deze vragenlijst houdt rekening met de ARFID subtypes (8, 12), is gevalideerd voor gebruik bij ARFID en bevat vragen om andere eetstoornissen uit te sluiten (8).
De Food Neophobia Scale (FNS) wordt gebruikt om vast te stellen in welke mate er een angst of afkeer is rond het proeven van nieuwe voedingsmiddelen (8, 11, 16). De FNS is enkel gevalideerd voor gebruik bij volwassenen (>18 jaar) maar werd in het verleden al gebruikt bij adolescenten en soms kinderen (8, 16). Deze korte vragenlijst is niet gevalideerd voor gebruik bij ARFID maar kan gebruikt worden om het verschil in bereidheid om nieuwe voedingsmiddelen te proeven na de behandeling na te gaan (8, 11).
Zowel de FNS, NIAS als PARDI-AR-Q zijn gevoelig aan verandering van de symptomen veroorzaakt door de behandeling. Hierdoor zijn ze mogelijk bruikbaar om het verloop van de behandeling te evalueren, maar specifieke validatie hierrond werd nog niet gedaan (8).
Er zijn tal van andere instrumenten die van pas kunnen komen in de diagnostiek en (opvolging van) de behandeling van patiënten met ARFID, hoewel ze niet specifiek gevalideerd zijn voor gebruik bij ARFID. Hieronder staan een paar voorbeelden van dergelijke vragenlijsten en waarvoor ze worden gebruikt.
Vragenlijst | Specifiek doel van de vragenlijst | Referentie |
KSADS-PL Kiddie Schedule for Affective Disorders and Schizophrenia for school age children – Present and Lifetime version | Mogelijke psychiatrische comorbiditeiten vaststellen bij kinderen en jongeren. | 11, 16 |
Credibility/Expectancy Questionnaire | Inschatting maken van de verwachtingen en het vertrouwen van de patiënt (en ouder) in de behandeling. | 11 |
CSQ-8 Client Satisfaction Questionnaire | Tevredenheid van kind en ouder na de behandeling inschatten. | 11, 19 |
CGI Clinical Global Impression scale | Globale inschatting maken van hoe de symptomen zijn verbeterd of erger werden. | 11 |
STAIC State-Trait Anxiety Inventory – child version | Vergelijken van de angstige gevoelens voor en na de behandeling. | 11 |
PvARFID Parent versus ARFID | Aangepaste versie van “Parent versus anorexia nervosa scale”. Hiermee wordt het geloof in eigen kunnen van de ouders op vlak van het veranderen van eetgewoontes na gegaan. | 13 |
TSPE Therapy Suitability and Patient Expectancy | Nagaan of de behandeling geschikt is en wat de verwachtingen zijn. | 13 |
CIA Clinical Impairment Assessment | Psychosociale beperkingen ten gevolge van de eetstoornis nagaan. | 8, 16 |
ADIS-C/P Anxiety Disorders Interview Schedule for DSM-5 – Child and Parent versions | Bepalen of een kind een angststoornis heeft. | 19 |
FASA Family Accommodation Scale Anxiety – parent version | Onderzoeken in welke mate de familie van een angstig kind zich aanpast aan deze angst. | 19 |