Toolkit eetstoornissen voor ouders
Iedere ouder reageert op een unieke manier op de symptomen en gevolgen van een eetstoornis. Soms versta je je eigen reacties niet en ook niet hoe er thuis op gereageerd wordt. Goedbedoelde reacties kunnen soms -onbedoeld- het tegenovergestelde effect hebben. En dat kan leiden tot frustratie.
Soms helpt het om even met wat meer afstand, vanuit het helicopterperspectief te kijken naar je manier van reageren in het gezin.
Er zijn enkele veel voorkomende reacties bij ouders die te maken krijgen met een eetstoornis bij hun kind. Soms reageren we vooral emotioneel, soms eerder gedragsmatig. Deze normale en typische reacties zijn in beeld gebracht via dierenmetaforen die deze manieren van reageren verduidelijken. Je reactiepatronen herkennen kan helpen om zicht te krijgen op de interactie met je kind met een eetstoornis en zo nodig bij te sturen.
Onderzoek je eigen reacties en pas ze aan als dat nodig is. Kijk van op een afstand naar je automatische reacties, herken je jezelf in één of meerdere van de dierenmetaforen?
Maar je kan ook wat ruimer kijken: Welke reacties op de eetstoornis zie je in je gezin of in je omgeving ? Het komt vaak voor dat verschillende familieleden verschillende reactiepatronen hebben. Dit veroorzaakt afstand en soms ook spanning tussen familieleden. Zo heb je bijvoorbeeld de ‘zachte’ die toegeeft aan de eetstoornis, en de ‘harde’ die kritisch en boos reageert op de kleine dingen. Maar de eetstoornis haalt voordeel uit conflict en afstand. Deze splitsing kan ook voorkomen tussen het behandelteam en de ouders. Neem contact met het team als je dit gevoel hebt en probeer samen op één lijn te komen.
Gebaseerd op dierenmetaforen uit Treasure, Smith & Crane, (2017). Skills-based Caring for a Loved One with an Eating Disorder.
De struisvogel kan moeilijk omgaan met de hevige uitbarstingen die zich vaak voordoen bij het aanpakken van een eetstoornis. Emoties en de complexiteit van menselijk gedrag zijn te chaotisch en verwarrend. De struisvogel steekt letterlijk het liefst zijn kop in het zand. Dit is iets waarvan hij weet dat hij het vol vertrouwen kan doen, waarbij hij vermijdt wat te moeilijk lijkt.
Deze struisvogelstijl kan de boodschap geven dat je het te druk hebt en niet beschikbaar bent om steun te bieden. Ook kan het overkomen alsof je onverschillig bent. Het kind met de eetstoornis kan zich eenzaam en ongeliefd voelen omdat hij of zij geen emotionele reacties krijgt. Bovendien kan het kind niet leren omgaan met zijn of haar heftige emoties wanneer de ouder emoties verbergt.
Het kan de moeite waard zijn om de hulp van een ondersteunend familielid/vriend in te schakelen om je te helpen bij je zoektocht en te experimenteren met je eigen emoties. Je kind kan enorm veel leren van jou wanneer je meer afgestemd bent op je eigen emoties.
Voor de kwal roept het kind met een eetstoornis roept allerlei heftige emoties op. Deze intense emotionele reacties zijn moeilijk te beheersen. Het verdriet en de woede kan de kwal doen steken met een giftige angel. Dit kan angst en woede opwekken bij gezinsleden die dezelfde ongecontroleerde emoties spiegelen. Deze ‘droevige en hevige’ emoties escaleren en geven bij alle partijen tranen, slapeloze nachten en emotionele uitputting.
De kwalstijl zorgt voor hevige emotionele escalaties die het hele gezin beïnvloeden. Het kind kan deze emotionele uitbarstingen ervaren als een teken van ’te veel zijn’. Als reactie hierop kan het kind deze ouder behandelen als iemand die moet worden verzorgd en met fluwelen handschoenen moet worden behandeld.
In deze zee van emotie is het moeilijk om duidelijke sturing te geven. Zoek hulp voor jezelf als je deze reactiewijze herkent. Het is moeilijk om emoties te reguleren als je moe, gespannen en gestrest bent. Denk na over wat plezier in je leven kan brengen en manieren om jezelf te verwennen. Maak concrete plannen. Voorbeelden zijn: een hobby, vrienden zien of een wandeling maken terwijl je naar muziek luistert. Probeer je ideeën op te schrijven en plan deze ontspannings- en oplaadtijd dagelijks in.
Een mogelijke optimale zorgzame reactie is er een van kalmte, warmte en mededogen. Dit betekent het accepteren en verwerken van de pijn die voortvloeit uit wat verloren is gegaan door de eetstoornis. En het ontwikkelen van reserves van vriendelijkheid, zachtaardigheid en liefde.
De Sint-Bernard wekt hoop in je kind dat ze kunnen veranderen, dat er een toekomst vol mogelijkheden is voorbij de eetstoornis. De St. Bernard reageert consequent en is feilloos, betrouwbaar en aanwezig onder alle omstandigheden. De St. Bernard heeft goede voelsprieten afgestemd op het welzijn en de veiligheid van hen die verdwaald zijn… rustig, warm en koesterend.
De kangoeroe-ouder doet er alles aan om te beschermen, door alle aspecten van het leven van het kind over te nemen. De ouder behandelt het kind met fluwelen handschoenen en laat haar in de veilige buidel springen om spanning of stress te voorkomen.
Het nadeel van dit soort zorg is dat je kind niet leert hoe de uitdagingen van het leven te benaderen. Als de ouder elke vorm van verantwoordelijkheid overneemt, raakt het kind vast in een hulpeloze rol. Dit komt doordat ze niet leert om zelf om te gaan met moeilijke gevoelens en situaties. Je kind kan een passieve rol aannemen in haar leven en achteruit leunen als er een probleem voorbijkomt. Mama zal het wel oplossen. Papa weet het toch beter, dus ik ga niet eens proberen.
Deze kangoeroe reactiestijl vertrekt vanuit angsten die de ouder heeft. Zoek hulp bij een andere volwassene uit je omgeving of bij een hulpverlener om te experimenteren hoe je je kind wat zelf kan laten uitproberen. Hierbij zal jij leren om je angst stilaan los te laten. Leer het onderscheid zien tussen echte gevaarsituaties en oefenmomenten met beperkt risico. Het leren nemen van veilige risico’s is een belangrijk aspect van verandering.
Opgejaagd door stress, uitputting en frustratie, of gewoon door het eigen temperament, probeert de neushoorn te overtuigen en te overhalen door argumentatie en confrontatie.
Hoe meer je pleit voor verandering, hoe meer weerstand je waarschijnlijk zult ondervinden. Je kind vecht terug. Hierdoor kan de eetstoornis zich dieper inbedden.
Een belangrijke vaardigheid is om je kind de kans te geven zijn/haar eigen argumenten te presenteren van waarom verandering nodig is (lees meer bij hoe gebeurt verandering).
De terriër vleit, zeurt voortdurend en probeert de eetstoornis moe te maken. Ook de eetstoornis is te vergelijken met een terriër die constant kritiek heeft op je geliefde – zeggend dat hij/zij niet goed genoeg is, dat hij harder moet proberen.
Het nadeel van het gedrag van het type terriër is dat ofwel het kind zich afstemt op wat zij als irritante ‘witte ruis’ beschouwt. Ofwel biedt het de mogelijkheid voor stiekem negatief tegengedrag.
Oefen op actief luisteren en reflecteren, met compassie en gevoeligheid gericht op het positieve. Focus op het gezonde stuk van je kind, minder op het eetstoornis-stuk. Door jouw voorbeeld te zien zal je kind steun en aanmoediging voelen om de stem van de eetstoornis uit te dagen.
Oefen het geven van complimenten op de inspanningen van je kin (knap dat je zo hebt doorgezet), in plaats van de resultaten.
Probeer je gedrag te spiegelen aan de dolfijn. Stel je voor dat je kind op zee is. De identiteit van de eetstoornis is haar reddingsvest. Ze is niet bereid de veiligheid van dit reddingsvest op te geven. De dolfijn werkt samen met het kind op weg naar veiligheid en herstel. Soms zwemt de dolfijn voorop, om het kind langs moeilijke obstakels te leiden. En soms zwemt hij ernaast om het kind aan te moedigen en te coachen. De dolfijn is een supporter en stimuleert de zelfstandigheid en het zelfvertrouwen van het kind.
Ieder gezinslid ondergaat én beïnvloedt de anderen. Dit betekent dat de eetstoornis van jouw kind niet alleen het gedrag beïnvloedt van zijn/haar broers en zussen, maar deze laatsten eveneens impact hebben op het eetgestoord gedrag.
Broer, 14 jaar: “Mijn broer gedraagt zich idioot. Hij zit altijd maar thuis en mijn vrienden zeggen dat hij geschift is. ”
De hoeveelheid energie die een kind met een eetstoornis in het gezin opslorpt is groot. Het heen en weer rijden van en naar therapie is voor iedereen ongemakkelijk en de energie rond het eetgebeuren kan zenuwslopend zijn voor boers/zussen. Het vergt heel wat organisatie om activiteiten te plannen want broers en zussen hebben ook hun drukke bezigheden. Bij de andere kinderen kan er door de spanning rond de eetstoornis een zekere verontwaardiging en wrok groeien. Zij verlangen in hun leven een vrij vreedzame, rustige basis om op terug te vallen. Het eetprobleem van hun broer of zus legt een aanhoudende druk op het gezin, vooral in het beginstadium waarbij de medische symptomen beangstigend kunnen zijn. Vaak nemen de andere kinderen de stemmingen en angsten van hun ouders over. Zij voelen de spanning bij hun ouders aan en reageren hierop met boosheid en andere negatieve emoties.
Zus, 15 jaar: “Mijn zus pikt voortdurend mijn kleren om te zien of ze haar al passen. Ik wil mijn kamer op slot doen.”
Een andere bron van ergernis bij broers en zussen is de obsessie om competitief met hun lichaamsbeeld bezig te zijn. Jouw zoon/dochter met een eetstoornis kan zich in gewicht gaan vergelijken met één van jouw andere kinderen. Jouw zieke kind controleert dan voortdurend het gewicht, de maten en de eetgewoonten van de broer of zus met wie hij/zij zich wil vergelijken. Of hij/zij houdt nauwlettend broer of zus in het oog om eventueel tekens van een eetstoornis te ontdekken. Vergelijking en competitie is echter het typisch denkpatroon van mensen met een eetstoornis, ze kunnen hiervoor om het even welk familielid kiezen of meerdere tegelijk.
Broer, 10 jaar: “Gaat mijn zus dood? Mijn mama huilt veel omdat mijn zus niet wil eten. Ik ben bang dat ze dood gaat. ”
Dat alle andere gezinsleden bang zijn is niet te vermijden.
Angst voor de gezondheid, over wat er zou kunnen gebeuren
Angst voor hoe het verder moet
Angst in verband met de duur en de veelzijdigheid van de therapie
Angst dat ze de middelen niet blijven hebben om tegemoet te komen aan de noden van de andere kinderen
Angst dat de eetstoornis de stabiliteit van het gezin zal aantasten
Terwijl sommige kinderen vrij rustig blijven, kunnen anderen beven van angst bij het zien wat er met hun zieke broer of zus gebeurt. Zij willen hun ouders opbeuren en zelf getroost en gerustgesteld worden. Of zij vermijden juist dit angstaanjagende onderwerp omdat het zoveel spanning en droefheid uitlokt bij de andere gezinsleden. Zij mijden bijvoorbeeld hun zieke broer/zus uit angst of uit boosheid.
Zus, 12 jaar: “Mijn zus is zo onnozel. Ik haat haar. Mijn ouders zijn bezorgd en zij doet alsof zij zich van ons niets aantrekt. “
Broers en zussen kunnen terecht jaloers zijn op de buitensporige hoeveelheid aandacht en hulp die het kind met de eetstoornis krijgt.
De situatie is in vele opzichten vergelijkbaar met een kind dat om het even welke andere ernstige ziekte doormaakt die behandeling, mogelijk hospitalisatie en een lange periode van nazorg vereist. “Gezonde” broers en zussen zijn jaloers op het feit dat alles draait rond het zieke kind.
Zus, 11 jaar: “Ik zie niet in wat ik in gezinstherapie moet komen doen. Dit is hààr probleem en ik wil hier niets mee te maken hebben. “
Andere kinderen kunnen zich schuldig voelen tegenover hun zieke broer/zus omdat zij gezond zijn en zich goed voelen. Schuldgevoelens zijn heel gewoon wanneer boze, verontwaardigde kinderen zich afreageren op hun zieke broer/zus. Zij kunnen wroeging hebben omdat ze door die vijandige houding de gespannen sfeer rond de eetstoornis nog versterkt hebben, of spijt omdat ze hun zieke broer/zus gekwetst hebben.
Die schuldgevoelens, hoe zwak ook aanwezig, kunnen leiden tot angst waardoor het andere kind zich nors terugtrekt, of woedeuitbarstingen heeft, sarcastische opmerkingen maakt of op een andere passieve manier zijn/haar agressie uitdrukt.
Hou er rekening mee dat de impact van een eetstoornis voelbaar is voor je hele gezin. En de reacties van broers en zussen hebben impact op jouw zieke kind. Bijvoorbeeld, kinderen die bang zijn voor “ongelukken” zullen tegenover hun zieke broer/zus “op hun tenen lopen”. Er ontstaat spanning tussen de kinderen, omdat men sommige zaken niet meer durft te zeggen. Kinderen gaan tegen elkaar minder vertellen, waardoor er meer afstand ontstaat. Probeer als ouder ervoor te zorgen dat ze tegen elkaar blijven praten, leer hen hun frustraties of ongerustheden benoemen naar elkaar. Werk verbindend.
Geef de eetstoornis een naam zodat het bij broers, zussen en familieleden bespreekbaar is. Benoem de “eetstoornis”, gestoord eetgedrag, anorexia, boulimia, overeet-stoornis, … Om het even. Zoek een benaming waardoor iedereen in de familie de ziekte waaraan jouw kind lijdt herkent, en waarmee heel het gezin moet omgaan.
Misschien praat jouw zieke kind met broer of zus niet over zijn/haar eetstoornis omdat hij/zij hierover beschaamd is en vreest dat een ander kind dit gaat verder vertellen. In het gezin praat je best openlijk over de eetstoornis om schaamte te vermijden. Je kan wat je vertelt aanpassen aan wat jouw kinderen nodig hebben om een eetstoornis te begrijpen. Nodig hen uit om vragen te stellen.
Moedig hen aan te praten over hun gevoelens tegenover hun broer/zus die aan een eetstoornis lijdt. Kinderen kunnen vastraken in gevoelens van wrok die ze jarenlang meedroegen. Zij verhinderen dat broers en zussen onderling in deze kritieke jaren naar mekaar toegroeien. Jouw kinderen hebben er misschien behoefte aan hun gevoelens te benoemen en op zichzelf te betrekken, bijvoorbeeld: “Ik word bang als jij niet eet.” Ouders kunnen – eventueel samen met een gezinstherapeut – hun pogingen aanmoedigen. Jouw zieke kind heeft zeker veel baat bij een open en eerlijke communicatie onder broers en zussen. Bovendien uiten gevoelens rond de eetstoornis zich op een negatieve, zelfs destructieve manier indien ze niet op een constructieve manier geplaatst kunnen worden.
Indien de therapeut van jouw kind het op prijs stelt dat de andere gezinsleden deelnemen aan de therapie, moedig dan broers en zussen aan om, ook als zij zich verzetten, deel te nemen aan de gezinstherapie. Je hebt misschien de neiging te denken dat de eetstoornis van jouw kind op zichzelf staat, en dat de andere kinderen hier niets mee te maken hebben. Spijtig genoeg wordt heel het gezin beïnvloed. Onderlinge verstandhouding, of die nu goed is of slecht, kan gunstig werken op de weg naar genezing. Andere kinderen halen eveneens voordeel uit de begeleiding naar een constructieve, ondersteunende dialoog in het gezin.
Samenleven met een kind dat een eetstoornis heeft en (nog) geen hulp wil, is voor ouders en het gezin misschien wel één van de meest frustrerende omstandigheden.
Veel ouders beschrijven ook bijzonder sterke onmachtsgevoelens als hun kind meerderjarig is en geen hulp wil. Het feit dat het kind zich volwassen en onafhankelijk opstelt wekt bij de ouders gevoelens van frustratie en hulpeloosheid op. Je hebt er geen probleem mee dat het thuis blijft wonen maar als ouder lijk je maar weinig invloed op het genezingsproces van je kind te kunnen uitoefenen en dat frustreert.
Ook al zijn je onmacht gevoelens erg begrijpbaar, druk zetten heeft geen zin. In tegendeel. Probeer je kind in volle groei te blijven zien: Je kind wil zelf beslissingen nemen, en daar hoort bij : kiezen om wel of niet in therapie te gaan en de behandeling te beëindigen wanneer zelf gewild, kiezen bij wie in therapie gaan en wat jij als ouder daarbij hoort of niet. Ze zoeken in hun groeiproces naar een nieuwe afstand met die supporters die ze het liefst zien en van wie ze wat afstand willen nemen. Ze kiezen zelf nieuwe supporters, ze kiezen om bepaalde aspecten van hun eetstoornis of hun genezingsproces met jou te delen of niet. Ze kiezen om thuis te eten of niet, en nog veel meer. Soms gaat het om een tijdelijke reactie in het ‘oefenen’ in afstand nemen, soms lijkt het contact kwijt…
Als je kind jou niet in zijn wereldje toelaat om te helpen kan dat een manier zijn om zijn streven naar onafhankelijkheid duidelijk te maken. Waardeer dit streven naar verdere groei en onafhankelijkheid.
Hilde Bruch, een bekende schrijfster over eetstoornissen, stelde vast dat gezinstherapie “een onvoldoende behandeling” is voor anorexia wanneer een kind oud genoeg is om thuis weg te gaan. Zij gelooft dat een kind in een bepaald punt van zijn ontwikkeling meer individuele hulp nodig heeft, zodat het zelf uit zijn inwendige krachten kan putten om door te zetten, om een gevoel van eigen identiteit uit te bouwen, om de motivatie te vinden om te genezen en ten slotte zich op de juiste manier van zijn ouders los te maken. Anderzijds merkt Bruch op dat het voor het gezin belangrijk is te begrijpen hoe familieleden zonder het te beseffen een stimulerende invloed kunnen hebben op het verkeerde eetgedrag van de patiënt. Om dit te kunnen begrijpen moet er voldoende gepraat kunnen worden.
Je kind met een eetstoornis vraagt extra zorg en dat kan zorgen voor praktische vraagstukken. Hoe organiseer je je dagelijks leven? Wie kan helpen bij het eetmoment van je kind ? Kan je blijven werken? Kan je kind nog naar school gaan en examens afleggen?
Mogelijks kan je je laten helpen
Als je meer tijd wilt om bij je kind te zijn, overweeg je mogelijks om ouderschapsverlof te nemen. Dat verlof is, naast palliatief verlof, verlof voor medische bijstand en mantelzorgverlof, een van de ’thematische’ verloven. Dat zijn wettelijk vastgelegde verloven die je het recht geven om gedurende een bepaalde periode in je loopbaan minder of niet te werken.
Het ouderschapsverlof moet beginnen voordat uw kind 12 jaar wordt. Als uw kind een fysieke of mentale handicap van minstens 66% heeft, is die leeftijdsgrens 21 jaar.
Beide ouders kunnen ouderschapsverlof nemen. Als de ene ouder zijn recht op ouderschapsverlof niet (helemaal) opneemt, kan hij dat recht niet overdragen op de andere ouder.
Je bent een mantelzorger wanneer je:
zorg biedt aan iemand die omwille van ziekte, handicap, ouderdom een psychische kwetsbaarheid of verslavingsproblematiek ondersteuning nodig heeft.
een affectieve band hebt met de persoon voor wie je zorgt. Je moet dus geen familie zijn om mantelzorger te zijn. Je zorgt bijvoorbeeld voor je buur, je partner, je kind, je ouder, je vriend…
jouw hulp en zorg aan die zorgvrager op frequente basis verleent.
Er bestaan verschillende premies om mantelzorgers en zorgvragers te ondersteunen, via de zorgkas en via de gemeente . Voor elk van die premies bestaan er andere voorwaarden.
Je komt alleen in aanmerking voor Vlaams zorgkrediet als je:
in de Vlaamse openbare sector werkt
en de vrijgekomen tijd gebruikt voor een welbepaald doel.
Mogelijks kan inschakelen van thuishulp of Familiehulp je ondersteunen voor begeleiden van eetmomenten als je zelf afwezig bent.
Hoe ga je om met eetstoornissen in de klas? Communiceer duidelijk en open met de klasstitularis of juf/meester. In Klasse verscheen een artikel voor leerkrachten rond eetstoornissen in de klas.
In de regelgeving staat dat het mogelijk is dat de klassenraad wegens ziekte/ongeval spreiding van het lesprogramma kan toestaan/organiseren, vrijstellingen kan geven voor bepaalde doelen en eventueel vervangen door andere doelen. Maar dit is de autonomie van de school. En het vraagt goed doordenken of dit voor je kind een gewenste optie is. Soms wil men juist niet ‘anders’ zijn tav klasgenoten. Overleg samen met je kind, je CLB of je school.
Families Empowered and Supporting Treatment for Eating Disorders
Eating Disorders Families Australia
Eating Disorders Victoria
Butterfly Foundation
Centre of Excellence in Eating Disorders (CEED)
National Eating Disorders Collaboration
Eating Disorders Queensland – Carer help kit
Inside Out Institute
AED – Academy of Eating Disorders
Anorexia and other eating disorders: How to help your child eat well and be well
The new Maudsley Approach
Centre for Clinical Interventions – Education & fact sheets
F.E.A.S.T – Choosing a treatment provider
Tandem
CEDV – Stories of Recovery