Inhoudsopgave

Toolkit eetstoornissen voor ouders

Coachend opvoeden bij een eetstoornis

Ouders als coach

Je kind heeft een eetstoornis, maar hij/zij ís geen eetstoornis. Naast de eetstoornis is er heel wat kracht en gezonde ontwikkeling aanwezig bij je kind. Help je je kind om dit krachtige stuk te versterken ? Eén van de belangrijkste sleutels tot herstel is om je kind aan te moedigen om te doen wat hij/zij zelf kan. Vaak heeft het gezonde stuk van je kind zelf al heel wat geprobeerd in de weg naar herstel, maar heeft het te vroeg opgegeven waardoor het geen resultaat ziet.

Van schuldgevoel naar wij-gevoel

Wanneer je ontdekt dat je kind een (beginnende) eetstoornis heeft, wil je je kind helpen. En je zal merken dat je jezelf tegenkomt. Je kan je afvragen of je iets had kunnen doen om de eetstoornis te voorkomen. Je kan bang zijn dat je te streng bent geweest, niet streng genoeg, te laks, te controlerend, … Deze twijfels zijn begrijpelijk.

Echter, te lang stilstaan bij wat je anders had kunnen doen kan verlammend werken. Jouw aandacht, energie en liefde zijn nodig in het hier en nu. Verleg je perspectief van schuldgevoelen naar een wij-gevoel. Door je focus te leggen op wat je nu kan doen voor jezelf, je kind en je gezin kunnen schuldgevoelens stilaan ruimte maken voor hoop.

– Focus op de kleine dingen die je KAN doen ter ondersteuning van de eetmomenten en herstel
– Focus op leren wat je moet leren ivm je kind, zijn groeiproces en de eetstoornis.
– Focus op veranderingen die je kan aanbrengen wanneer dat nodig is
– Focus op het nastreven van een effectieve behandeling

5 krachtzinnen voor ouders

– Jij hebt de eetstoornis niet veroorzaakt
– Je kind kan herstellen
– Een eetstoornis staat los van wie je kind is
– Jij hoeft het niet alleen te doen
– Je kan kiezen voor herstelgericht opvoeden

5 krachtzinnen over je kind

– Je kind heeft niet voor de eetstoornis gekozen
– Je kind kan herstellen
– Een eetstoornis staat los van wie je kind is
– Je kind hoeft het niet alleen te doen
– Je kind kan kiezen voor herstel

De weg naar herstel is een marathon, geen sprint.

Je energie op peil houden

Je gaat als ouder door een helse periode. Hoe kan je in deze periode goed zorgen voor jezelf ? De kans op de ontwikkeling van psychische problemen (bv. angst- en depressie) is immers reëel.  Ouders van een kind met een eetstoornis zijn vaak geraakt in hun psychologische basisbehoeften als ouder. Hieronder vind je enkele adviezen.

Autonomie: ik voel me gefaald als ouder

– Zorg ervoor dat je kind met een eetstoornis professionele zorg krijgt.
– Zorg dan voor regelmatige afspraak met zuurstof voor jezelf, je partnerrelatie en de andere kinderen. 
– Zorg ervoor dat je –eens je kind zorg heeft- weer tijd neemt voor jouw verschillende levensdomeinen. (Als je leven een huis is met veel kamertjes, zorg je dat je stilaan weer in elk kamertje kan huizen: in je werkkamer, in je rustkamer, in je chillkamer, in je gezinskamer, in je keuken, in je badkamer, in je tuin…  ) 

Verbondenheid: niemand begrijpt wat we meemaken

Sommige ouders voelen zich beschaamd over de eetstoornis en de moeilijkheden waarmee het gezin te maken krijgt. Dit (zelf-)stigma kan leiden tot isolatie en het vermijden van sociale contacten. Op lange termijn kan dit zorgen voor meer stress. Probeer het stigma te doorbreken door openlijk te spreken over wat de eetstoornis met jou doet, met mensen in je omgeving.

Competentie: alles wat ik doe of zeg is precies verkeerd

– Zoek contact met andere ouders van jongeren met een eetstoornis, en vraag hen naar tussenstappen die voor hen helpend waren in het omgaan en begeleiden thuis.
– Maak duidelijke afspraken over wanneer je beschikbaar bent.
– Maak duidelijke afspraken en grenzen tav het gezinsleven. 
– Verzamel goede informatie. Laat je niet leiden door mythes ivm eetstoornissen. 

Als je het even niet meer ziet zitten 

Als je zelf depressief of uitgeput bent of je schuldig voelt, ben je op dit moment misschien niet de beste ouder om je kind te helpen herstellen. Je hoeft niet alles op jou te nemen en kan anderen vragen om dingen over te nemen die voor jou niet lukken.

Breng een samenwerkende, niet conflictueuze relatie met je kind tot stand. Als je eenmaal een positief humeur hebt bereikt, kun je gaan uitzoeken hoe je met je kind kan samenwerken om een effectief herstelplan op te stellen. 

Voorbeeld:
Na een maand in de frontlinie te hebben gestaan ​​om haar anorexia-dochter te voeden, voelde Lies zich volledig uitgeput ontmoedigd en ook schuldig dat haar dochter, Kaia, niet meer vooruitgang boekte. Lies en haar man, Jan, besloten dat Jan het toezicht op het eten van Kaia zou overnemen, in ieder geval tijdens het eten. Kaia vertelde me dat hoewel ze van haar moeder hield en het gevoel had dat ze haar eetproblemen echt begreep, de nuchtere benadering van haar vader verfrissend was. “Papa vat het niet persoonlijk op zoals mama dat doet als ik het moeilijk heb”, vertelde Kaia. Lies, die echt uitgeput was, had er baat bij zelf een hulpverlener te zien, die haar hielp haar gevoelens te ordenen en een productievere kijk te ontwikkelen.

Ga nooit in discussie met de eetstoornis. Je kan niet winnen!

Kan je je kind met weinig motivatie motiveren?

Herstel van een eetstoornis dwing je niet. Dit geeft alleen meer druk op je kind, en dat leidt nauwelijks tot langdurige verandering. De sleutel tot verandering is contact maken met wat je kind zèlf wilt.

Hoe overtuig je je kind?

Je kan denken dat je je kind moet overtuigen: ‘Je moet meer eten, want anders… (kan je niet meer sporten, mag je niet op kot,…)’. Maar motiveren doe je niet van buitenaf, integendeel. De uitdaging is om het kind in de wil tot veranderen te ondersteunen en zelf een stap terug te zetten als er weerstand komt. Wellicht zet je dan teveel druk.

Waarvoor is je kind wel gemotiveerd?

‘Iedereen is gemotiveerd, de vraag is alleen voor wat…’ zegt Miller. Probeer te achterhalen waarvoor je kind bereid is te veranderen. Het kan ook helpend zijn voor ouders om het niet willen veranderen te proberen begrijpen. Vaak is het een reactie op de eigen angst voor verandering, onmacht, en radeloosheid. 

Wat we eigenlijk écht moeten doen, is ervoor zorgen dat je kind zichzelf overtuigt door de juiste vragen te stellen. 
– Wat zou het je kunnen opleveren? 
– Waar heb je nu last van of wat mis je nu, dat beter zou kunnen worden? 
– Waar zou je meer of juist minder (last) van kunnen krijgen? 
– Wat heb je nodig om daarin een eerste stap te kunnen zetten?

Psychologische basisbehoeften

Psychologen stellen dat mensen enkel kunnen veranderen als hun psychologische basisbehoeften zijn ingevuld. Anders reageren ze teveel vanuit een tegenreactie op anderen.  Het gaat om de behoefte aan A(utonomie), B(elonging) of verBondenheid en C(ompetentie). Hoe kan je deze behoeften helpen invullen? Hieronder vind je enkele tips.

Autonomie & zelf kunnen kiezen

Wat werkt

  • Keuze geven
  • Inspraak geven
  • Verschillende opties uitleggen
  • Keuzevrijheid benadrukken
  • Uitleggen waarom iets wel of niet kan
  • Het perspectief van je kind verkennen

Wat niet werkt

  • Overstemmen: je eigen perspectief centraal zetten
  • Overtuigen: Enkel de voordelen van bepaalde opties zeggen
  • Generaliseren: Vertrekken vanuit jezelf (of iemand anders) als voorbeeld

Verbondenheid & graag gezien worden

Wat werkt

  • Begrip tonen
  • Ondersteuning geven
  • Normaliseren van het probleem
  • Feedback vragen over wat je doet
  • Persoonlijke details herinneren
  • Regelmatig contact zoeken
  • Vriendelijk en betrouwbaar zijn

Wat niet werkt

  • Onbegrip tonen
  • Problemen verzwaren en extra druk leggen
  • Isoleren van het probleem
  • Vooroordelen en negatieve verwachtingen uiten
  • Bekritiseren en veroordelen
  • Afstandelijk zijn
  • De fout geven, beschuldigen

Competentie & vooruit kunnen gaan

Wat werkt

  • Complimenten geven over de inspanning
  • Duidelijkheid creëren in de verwachtingen
  • Vragen naar hoe je kind omgaat met tegenslag
  • Vragen naar wat je kind al heeft gedaan
  • Vragen naar eerdere successen
  • Laat zien dat je positieve verwachtingen hebt
  • Werk met realistische doelen (zelf opstellen of laten opstellen door je kind)

Wat niet werkt

  • Zeggen dat dingen echt niet goed zijn
  • Benoemen dat alles anders moet
  • Het gevoel geven dat het probleem te groot of te zwaar is
  • vragen waar je kind tegnop ziet
  • Aangeven dat inspanningen toch weinig nut hebben
  • Te snel willen gaan

In welke fase van verandering zit jouw kind?

Veel ouders (en hulpverleners) zijn snel actiegericht, terwijl het kind met een eetstoornis meestal niet in de actiefase zit wanneer het probleem aan het licht komt. Ga niet te snel, volg het tempo van je kind en schakel terug als je weerstand voelt. Weerstand voelen zegt je dat je te snel gaat.

Ik heb geen probleem

– Fase: Voorbeschouwing
– Mindset: Positieve ervaring van het eetgedrag en er is geen motivatie voor behandeling
– Wat jij kan doen: Maak je kind bewust van het probleem door je bezorgdheid over zijn/haar gedrag te communiceren op een rustige, duidelijke manier. Geef concrete voorbeelden van wat je gezien hebt. Luister vooral naar je kind en hou advies voor later.

Ik wil wel veranderen, maar…

– Fase: Overweging
– Mindset: Je kind begint de ongewenste gevolgen van zijn/haar gedrag te voelen. Er begint twijfel te komen om toch te veranderen, maar op een passieve manier.
– Wat jij kan doen: Vergroot het inzicht van je kind in zijn of haar eigen dubbele gevoelens rond verandering.
Leid naar voordelen van verandering en nadelen van behoud. Laat dit van je kind zelf komen.

Ik wil veranderen, maar hoe?

– Fase: Voorbereiding
– Mindset: Je kind wil verandering en begint bij de meest ernstige symptomen.
– Wat jij kan doen: Bevestig de kracht die je ziet in je kind om te willen veranderen. Maak samen een stappenplan met kleine, haalbare doelen. Verken welke uitdagingen en moeilijkheden je kind ervaart om te kunnen veranderen.

Ik ben aan het proberen en het werkt

– Fase: Actie
– Mindset: Je kind stabiliseert zijn/haar eetgedrag en versterking psychosociale vaardigheden
Er is een toenemende zelfstandigheid en sociale contacten.
– Wat jij kan doen: Focus op de successen en bevestig de toewijding van je kind. Ondersteun de stappen op weg naar verandering. Versterk de identiteit van je kind.

Het ging goed, maar nu is het om zeep

– Fase: Terugval
– Mindset: Wat nu?
– Wat jij kan doen: Reageer begripvol en geduldig. Zeg dat terugval normaal is, het betekent niet ’terug naar af’. Verken factoren die tot terugval hebben geleid. Hervat herstel bij één van de vorige fasen van verandering.

Het gesprek beginnen

1. PLAN
Wanneer je je naaste aanspreekt, kies dan een goed moment: Een moment dat jullie alleen zijn, niet gestoord worden, en met tijd. Vraag toestemming.

2.DO
Spreek vanuit je eigen bezorgdheid. Gebruik ‘ik’ boodschappen, en druk je bezorgdheid uit op een niet beschuldigende manier. Vertel wat je gezien hebt en waarover je je zorgen maakt. Benoem concrete zaken die niet noodzakelijk met eten of gewicht te maken hebben (bv. zich meer terugtrekken, er triestig uitzien, weinig energie hebben). Stel geen diagnoses, vermijd het woordje ‘eetstoornis’, omdat dit weerstand kan oproepen. Blijf bij concreet gedrag dat je kon observeren. 

3.CHECK
Vraag hoe dit aankomt, wat je kind hoort, wat nieuw is, waarover je kind meer uitleg wil, … Luister vooral goed naar zijn/haar reactie. Je zal misschien geneigd zijn er tegen in te gaan. Maar doe dat niet… Stel je in de plaats daarvan open voor vragen en luister aandachtig. Want in discussie treden over het feit of je kind of partner al dan niet een eetstoornis heeft is zinloos. 

4.ACT
Het is eigen aan het ziektebeeld te ontkennen dat er een probleem is. Toon hiervoor begrip, geef aan dat dit wellicht onverwachts komt, en dat het goed is om even samen na te denken en er binnen een paar dagen op terug te komen. Maak een afspraak wanneer en waar jullie hierover verder praten. 

Comminicatietips

Vraag toestemming

  • “Ik zou graag praten over wat me bezighoudt rond jou. Komt het voor je nu uit?” 

Beschrijf de feiten zoals je ze ziet, rustig en liefdevol. Bied je hulp aan

  •  “Ik zie je denken (…)”
  • “Ik merkte op dat je(…)”
  • “Hoe kan ik helpen?”

Luister goed naar de antwoorden en toets af

  • “Als ik het goed begrijp zie je het zo (…) klopt dat?”

Ontdek waarover je kind zich zorgen maakt

  • ”Wat denk jij dat je nodig hebt om (…) te kunnen (blijven) doen?” (bv. ontbijten, minder sporten)

Normaliseer gemengde gevoelens

  • “… alsof een deel van jou (…) voelt, en een deel van je (…) voelt.”

Ontdek waarover je kind zich zorgen maakt

  • ”Wat denk jij dat je nodig hebt om (…) te kunnen (blijven) doen?” (bv. ontbijten, minder sporten)

Luister zonder oordeel.

  • “Elke persoon ziet dingen anders. Dit is niet hoe ik het zie, maar ik accepteer dat jij het zo ziet.”

Uit positieve gedachten en gevoelens zo vaak mogelijk.

  • “Dankjewel voor (…) Ik vind het fijn als je (…)”

Sandwich een moeilijk punt tussen twee positieve punten

  • “Ik waardeer echt hoe hard je probeert om je ziekte te bestrijden – ik vind het erg moeilijk om ermee om te gaan als de ziekte sterk wordt. Ik hou zoveel van je en kan zien hoe hard je probeert om van je eetstoornis af te komen.” 

Emoties bij je kind helpen reguleren

Omdat veel jongeren met eetstoornissen nog niet zoveel wapens hebben om met emoties om te gaan en hierrond op zoek zijn, kunnen ouders hierrond vaak ondersteunen. Vaak zal het eerst gaan om rust terug brengen, om vervolgens een gesprek mogelijk te maken. Daarbij stimuleren goede voorbeelden het vinden van gepaste emotieregulatie. Ouders kunnen een goed rolmodel bieden.

Bijkomend kunnen deze reacties van ouders helpen:

Kijk en luister 
“Het klinkt alsof je nogal hevig bent. Wil je praten over wat er is gebeurd?”

Bevraag 
“Hoe is dat dan voor jou?”

Benoem 
“Je voelt je heel angstig nu. Laat me eens checken of ik het goed heb – jij…’ of ‘Ik denk dat je zegt…” Het is belangrijk dat ouders niet direct met oplossingen komen, maar emotiecoachend aanwezig blijven.

Bekrachtig 
“Ik vind het fijn dat je dit met me wilde delen”

Help reguleren 
“Deze angst die je nu voelt, gaat voorbij. Wat kunnen we doen om al die angstige gedachten af te leiden? Wil je een wandeling plannen? Of de Of…?”

Herstel vraagt tijd

Hou rekening met een geprikkelde reactie van je kind/partner. Maar, geloof je dochter/partner ook niet te vlug als hij/zij probeert de ernst van de problematiek te minimaliseren, of zegt dat het zich wel zal oplossen. Bekrachtig deze goede intenties maar geef aan dat het erg begrijpelijk is mocht dit niet zo makkelijk lukken. Sommigen hebben zo’n schrik van eten dat het zoeken naar hulp grote angsten oproept.  Suggereer eventueel om een eenmalig inschattingsgesprek te plannen bij iemand die goed thuis is in de problematiek. In een inschattingsgesprek kan de jongere al zijn vragen voorleggen, en ook een zicht krijgen op eventuele oplossingen. 

Maak duidelijk dat hulp van buitenaf belangrijk is. Overloop samen de mogelijkheden die er zijn en wat de jongere zelf belangrijk vindt in het zoeken van hulp (huisarts, gespecialiseerde psychiater, psycholoog). 
Hou er rekening mee dat één gesprek meestal niet genoeg is om je kind/partner te overhalen om hulp te zoeken. Blijf geduldig en ondersteunend. Een afspraak met de huisarts kan voor sommigen een tussenstap zijn voor verdere hulpverlening. De huisarts kan ook ondersteunen bij verdere doorverwijzing. 

Als je kind (nog) geen professionele hulp wil, kan toeleiding tot een ervaringsdeskundige helpend zijn.

“Elke keer je je oncomfortabel voelt bij een bepaalde gedraging van je kind, als je je zorgen maakt over iets,… Schrijf het op en neem het mee naar een gespecialiseerde hulpverlener.

Coach aan tafel

Eetcompetenties

Een goede herkenning en bijsturing van verstoord eetgedrag vraagt kennis van de nodige eetcompetenties voor een evenwichtig eetgedrag. Deze eetcompetenties zijn samen te vatten met de 4 G’s:

Gezellig: Eten is leuk, voeding mag lekker zijn en genieten van eten en van de gegeten hoeveelheid mag.  
Gevarieerd: Nieuw voedsel schrikt niet af, men durft proeven en leert iets lekker te vinden.  
Genoeg: Luisteren naar ons lichaam als we eten: hebben we genoeg of nog honger?  
Geregeld: Plannen van maaltijden, tussendoortjes en wat er gegeten wordt.  

Deze vier eetcompetenties kunnen niet zonder elkaar: Het genieten van eten moet in combinatie staan met vaardigheden rond het luisteren naar honger en verzadigingssignalen, vaardigheden om evenwichtige maaltijden samen te stellen en te plannen en de durf om nieuwe smaken en voeding te proberen. Bij een onevenwicht tussen deze vaardigheden spreken we dan ook van een hapering in eetgedrag.

Mogelijke haperingen zijn:  
– Te veel nadruk leggen op structuur, planning en wat er gegeten wordt waardoor men niet meer kan genieten.  
– Te veel nadruk op genieten, waardoor er geen vaste eetstructuur is of men moeite heeft om naar hongersignalen te luisteren  
– Moeilijkheden met het proberen van onbekende voeding waardoor ook het genieten van eten in gedrang komt.   

Voorbeeld
– Gestructureerd: bespreek wijzigingen in eetsituatie op voorhand met je kind 
– Gezellig: bespreek eetgedrag niet tijdens de maaltijd, maar erna
– Gevarieerd: hang de maaltijdplanning op de koelkast 

Evenwicht tussen sturen en steunen

Je kan best inzetten op ‘contact’ met je zoon of dochter. Daarvoor is het belangrijk dat je een goed evenwicht vindt tussen ‘sturen’ en ‘steunen’.

Enerzijds is het helpend dat je duidelijke lijnen uitzet (bv. we verwachten dat je aan tafel komt). Anderzijds moet je een eindeloze strijd die vaak eindigt in verwijt of zelfs agressie vermijden. Concreet betekent dit dat je je kind kan aanmoedigen om te komen eten, maar dat je discussie probeert te vermijden over hoeveel, wat, en hoe er gegeten wordt.  De oude opvoedingsregel ‘de ouder kiest wat en wanneer er gegeten wordt, het kind kiest hoeveel’ blijft een gouden regel. 

Ouders kunnen een belangrijke rol spelen in het helpen structureren van de maaltijden (3 maaltijden en 2 tussendoortjes), het aanbieden van één gevarieerde gezinspot, en het mee zorgen voor een ontspannen sfeer aan tafel. Als je kind dit vraagt, kan je ook moeilijke momenten helpen opvangen en veiligheidsgedrag bij controleverlies inbouwen. Maar dit is niet jouw verantwoordelijkheid, maar van je kind zelf. In dit alles is essentieel dat je als ouder je eigen emoties kan reguleren en een consequente aanpak nastreeft.

Regelmatige eettijden
Geef voldoende (priori-)tijd aan maaltijden en aan samen eten. Probeer voorspelbaarheid in te bouwen mbt tijdstip. Voor jongeren met eetstoornissen is het niet gemakkelijk als het tijdstip van maaltijden veel verschuift. 

Zelfvertrouwen, en het contact met de eigen lichaamsbehoeften 
Steun de filosofie van het ‘normale eten’ (zie eetcompetenties). Het is niet het gezin dat zich aanpast aan ‘haperend eetgedrag’ maar de eetstoornis die zich aanpast aan ‘normaal’ eetgedrag in het gezin. 

Verschillende verantwoordelijkheden van ouder en kind 
Ouders zijn verantwoordelijk voor de soort maaltijden, het tijdstip van eten, en de plaats van eten (met een prioriteit voor maaltijden in familieverband). De persoon met een eetstoornis is verantwoordelijk voor de hoeveelheid die ze eet, en of ze al dan niet iets eet. 

Een ontspannen en plezierige sfeer aan tafel
Maaltijden gaan niet over het beperken van vetten, en ook niet over of we genoeg mineralen en vitamines binnen krijgen. Het betekent genieten van het eetmoment en van elkaar. Het is een break tussen verschillende activiteiten, een moment van ontspanning en gezellig bijpraten. 

Positief rolmodel met betrekking tot voedsel
Vermijd voedsel te bestempelen als ‘goed of slecht’ en eet als ouder zelf alles mee. Wees een goed voorbeeld met goede eetvaardigheden: gevarieerd, gestructureerd, gezellig en genoeg. 

Beschrijf je kind niet op basis van uiterlijk, grootte of lichaamsvorm
Beschrijf je kind naar andere mensen niet op basis van zijn uitzicht, zijn grootte of lichaamsvorm, maar over de kwaliteiten van je kind. Vermijdt ook negatieve opmerkingen over jouw eigen lichaam en gewicht. Een focus op gewicht en uitzicht ondersteunt de angst van uw kind (en dus ook de eetstoornis). 

Plezierige familieactiviteiten 
Leuke contactmomenten als familie ook buiten de spannende tafelsituaties werken verbindend: Probeer regelmatig samen in te zetten op een gezonde leefstijl met wandelen, fietsen, of tuinwerk, maar ook knus samen een filmpje te kijken, een gezelschapsspel te spelen … 

Vermijd de link te leggen tussen lichamelijke inspanning en eetgedrag 
Zorg er voor dat eten en fysieke activiteit gezien worden als twee verschillende activiteiten, maar breng ze niet met elkaar in verband (we gaan niet bewegen om calorieën te verbranden, maar omdat het ons fitter maakt).  Leg er de nadruk op dat mensen die zich goed voelen er ook goed uitzien, en niet omgekeerd. 

Omgaan met moeilijk gedrag 

De druk die de eetstoornis legt op jongeren, samen met de moeilijkheden die jongeren hebben om met emoties om te gaan, leidt soms tot escalaties. Vaak gebeurt dit op de plekken waar je kind zich het veiligst voelt, dus vaak thuis en bij de omstaanders die dichtbij staan. Maar dit hoeft niet te betekenen dat je grenzeloos moet accepteren. Zorg ervoor dat je warm maar consequent bent in het begrenzen van storend gedrag ten gevolge van escalaties. 

“Ik hou zoveel van jou. Maar ik vind het echt niet leuk, en zal het niet accepteren als je (…. ) Maar ik blijf van je houden en wil jou steunen in het zoeken naar een andere manier om met je spanning om te gaan.”

“Hoeveel ik ook van je hou, dit gedrag (…) is niet acceptabel. Ik zou het van niemand anders accepteren en ik ga het ook niet van jou accepteren.”

“Ik denk dat we dit later moeten bespreken als we allebei rustig zijn.”

Als je kind niet kan of wil luisteren, blijf kalm en herhaal je boodschap 
“ik zie dat je boos bent. Als je rustiger bent, zou ik graag willen dat je me helpt begrijpen wat er met je aan de hand is.”

Survey
OPGELET! Dit is de oude website van Eetexpert.