Online en mobiele zelfhulpprogramma's bij eetproblemen en eetstoornissen
Hoe en waar kunnen online en mobiele zelfhulpprogramma’s ingezet worden bij eetstoornissen? Is de effectiviteit van deze programma’s bewezen? Zijn er nadelen bij het gebruik van online en mobiele zelfhulpprogramma’s? Loes Stukken zet de antwoorden op een rij.
In de huidige (geestelijke) gezondheidszorg zijn termen als E-health (aangeboden via internet) en M-health (aangeboden via het mobiel netwerk) niet meer weg te denken. Beleidsmakers, academici en clinici krijgen steeds meer aandacht voor de voordelen en gebruiksmogelijkheden die verbonden zijn aan online en mobiele zelfhulpprogramma’s. Ook binnen de zorg en behandeling voor mensen met een eetstoornis winnen deze programma’s aan interesse. Doordat deze zelfhulpprogramma’s o.a. makkelijk toegankelijk zijn, een gevoel van anonimiteit met zich meebrengen, en wijd verspreid kunnen worden, zijn ze mogelijk drempelverlagend en kunnen ze ervoor zorgen dat mensen met een eetprobleem sneller hulp krijgen (Aardoom, Dingemans & Van Furth, 2016). Hoe en waar kunnen online en mobiele zelfhulpprogramma’s ingezet worden bij eetstoornissen? Is de effectiviteit van deze programma’s bewezen? Zijn er nadelen bij het gebruik van online en mobiele zelfhulpprogramma’s? In wat volgt proberen we een antwoord te geven op deze en vele andere vragen. We proberen die informatie, bemerkingen en aandachtspunten mee te geven die jou als professional kunnen helpen om al dan niet te beslissen om met een zelfhulpprogramma aan de slag te gaan. Heb je zelf nog een interessante bemerking of ervaring met zelfhulpprogramma’s? Laat het ons dan zeker weten.
Wil je zelf aan de slag met een zelfhulpprogramma voor jouw cliënt? Lees dan zeker ook de aandachtspunten bij het gebruik van zelfhulpprogramma’s die we hieronder formuleerden.
De mogelijkheden voor het inzetten van E- en M-health interventies bij eetstoornissen zijn eindeloos. Zelfhulpprogramma’s kunnen ingezet worden ter preventie van eetstoornissen, als een pretreatment interventie om mensen te motiveren voor verandering, in het kader van een blended care programma of in het kader van nazorg na een intensieve behandeling. Bovendien bestaan er ook programma’s die kunnen gebruikt worden ter ondersteuning van traditionele face-to-face therapie bijvoorbeeld als een handige registratietool of als hulp bij huiswerkopdrachten. Welk programma je best inzet hangt dus af van je doel (preventie, motivatie, behandeling, nazorg) en hangt onherroepelijk samen met het stadium of de behandelingsfase waarin de cliënt zich bevindt. Binnen de NICE-richtlijnen wordt er bovendien aangeraden om zelfhulpprogramma’s vooral in te schakelen als een eerste stap in een stepped-care behandeling d.w.z. dat je een zelfhulpprogramma kan inschakelen als een eerste stap in de behandeling van patiënten. Belangrijk daarbij is om het zelfhulpprogramma in te zetten in een blended-care programma: je blijft de persoon wel individueel opvolgen in een beperkter aantal sessies waarbij je tijdens deze sessies ook nagaat of er bij cliënt verandering optreedt. NICE raadt aan om het zelfhulpprogramma stop te zetten en van strategie te veranderen indien er na 4 weken geen verandering optreedt.
Verschillende auteurs geven aan dat er bij een AN-diagnose onder geen enkele omstandigheid gebruik mag gemaakt worden van een zelfhulpprogramma (noch als alleenstaande behandeling, noch in de vorm van blended care)(Russell, Peterson & Haynos, 2018; William, Goodie & Motsinger, 2008). Bij deze cliënten is de ambivalentie tot verandering en het gezondheidsrisico te groot. Zowel deze auteurs als ook NICE raden aan om met deze cliënten onmiddellijk te starten met een individueel traditioneel behandelingsprogramma. Bij deze cliënten is het eventueel wel mogelijk om gebruik te maken van apps ter ondersteuning van deze individuele gespecialiseerde hulp (bv. bij huiswerkopdrachten).
De wetenschappelijke evidentie voor de effectiviteit van zelfhulpprogramma’s in de behandeling van eetstoornissen is op dit moment beperkt maar volgens sommige auteurs wel hoopgevend: In het merendeel van de studies beschreven door Hilbert, Opitz en de Zwaan (2018) werden er positieve effecten gevonden voor zelfhulpprogramma’s via het internet (E-health). Er werd aangetoond dat een zelfhulpprogramma via het internet tot grotere vooruitgang leidde in vergelijking met een wachtlijstconditie en dat het zelfhulpprogramma minstens zo effectief was als face-to-face behandeling. Anderen waren dan weer kritischer voor de effectiviteit van zelfhulpprogramma’s via het internet: o.a. Loucas et al. (2014) argumenteerden dat er op dit moment nog te weinig evidentie is en dat het daarom beter is om deze zelfhulpprogramma’s voorlopig niet aan te moedigen tot er meer onderzoek naar gedaan wordt. In een recente review naar de effectiviteit van M-Health interventies werden verschillende studies besproken die de effectiviteit van zelfhulpprogramma’s nagingen als alternatief voor face-to-face therapie, als ondersteuning van traditionele face-to-face therapie en als middel voor hervalpreventie (Anastasiadou, Folkvord, Lupianez-Villanueva, 2018). De resultaten waren wisselend: sommige studies rapporteerden verschillen tussen de controle en experimentele groep, anderen vonden geen verschil in vooruitgang tussen programma’s met en zonder zelfhulp. Meer onderzoek is nodig om zich te krijgen op de effectiviteit van zelfhulpprogramma’s en de factoren die hiertoe bijdragen. .
Een probleem in het huidige onderzoek naar zelfhulpprogramma’s is dat er niet altijd onderzoek is gedaan naar de effectiviteit van de programma’s die nu al bestaan. In veel van de wetenschappelijke studies rond zelfhulpprogramma’s wordt er gebruik gemaakt van programma’s die voor het onderzoek werden opgesteld door de onderzoekers zelf. Omdat deze programma’s inhoudelijk kunnen verschillen van de zelfhulpprogramma’s die reeds in omloop zijn is de evidentie voor de effectiviteit van de programma’s die onderzocht zijn in wetenschappelijke studies niet altijd generaliseerbaar naar bestaande programma’s, zelfs al dienen ze hetzelfde doel of worden ze verspreid via hetzelfde medium. Evidentie voor de effectiviteit van zelfhulpprogramma’s uit wetenschappelijke studies zegt dus niet noodzakelijk iets over de effectiviteit van de programma’s die al in omloop zijn. Bijkomende onderzoek is nodig om de effectiviteit van bestaande interventies na te gaan. Blijf daarom als professional steeds alert en kritisch. Lijkt een programma niet aan te slaan bij een cliënt, verander dan van strategie en stap over naar andere hulp (zie ook de aandachtspunten hieronder).
Verschillende auteurs stellen bovendien vragen bij de kwaliteit van de zelfhulpprogramma’s die momenteel al in omloop zijn. Uit onderzoek van Fairburn en Rothwell (2015) blijkt o.a. dat een groot deel van de apps die ontwikkeld zijn voor cliënten met een eetstoornis van povere kwaliteit zijn. Uit hun onderzoek blijkt dat het advies dat in sommige van deze apps geformuleerd werd, vaak kwalitatief ondermaats was en in sommige gevallen zelfs schadelijk. Juarascio, Manasse, Goldstein, Forman, Butryn (2015) geven aan dat niet alle componenten in deze apps gebaseerd zijn op evidence-based behandelingen en dat zelfs als dit het geval is de interventies vaak ondermaats geïmplementeerd werden. Naast de kwaliteit van de zelfhulpprogramma’s uiten Fairburn en Rothwell (2015) ook hun bezorgdheid rond het gebruik van apps zonder professionele ondersteuning: is het bijvoorbeeld wel raadzaam dat personen met een eetstoornis zonder bijkomende ondersteuning hun voeding/beweeggedrag/gewicht registreren? Bovendien is het erg zorgwekkend dat deze informatie in sommige apps ook gedeeld kan worden met andere gebruikers. Andere bezorgheden zijn dat er binnen zelfhulpprogramma’s geen assessment kan gedaan worden door een diagnosticus, waardoor mogelijk interessante en relevante diagnostische informatie verloren gaat (Aardoom, Dingemans & Van Furth, 2016). Verder wordt er door verschillende auteurs aangehaald dat de vertrouwelijkheid van informatie die wordt doorgestuurd via zelfhulp-Apps of bewaard wordt op een GSM ten allen tijde gegarandeerd moet worden.
Opnieuw geldt hier de boodschap om als professional alert te blijven: ga er niet zo maar vanuit dat een zelfhulpprogramma aan alle standaarden voldoet. Het is raadzaam om een programma kritisch te bekijken vooraleer het aan een cliënt aan te raden. Bovendien kan het ook aan te raden zijn om bij cliënten die zich aanmelden na te gaan of zij reeds gebruik maken van E- en M-health interventies en het gebruik van deze apps en mogelijke gevaren te bespreken.
Door hun toegankelijkheid en wijd verspreidbaarheid hebben online en mobiele zelfhulpinterventies het potentieel om mensen te bereiken die anders mogelijk geen hulp zouden krijgen. Zij bieden de mogelijkheid om het bestaande behandelaanbod in de verschillende fasen van het behandeling uit te breiden en op die manier extra ondersteuning te bieden aan cliënten die hier nood aan hebben. Echter, gezien de wetenschappelijke ondersteuning nog beperkt is, en de ondersteuning die bestaat niet generaliseerbaar is naar bestaande apps, blijf je als professional beter alert als je in de behandeling van jouw cliënten een zelfhulp programma wil gebruiken. Daarnaast is het mogelijk ook interessant om na te gaan of een cliënt die bij jou in behandeling is deze apps gebruikt en het gebruik van deze apps te bespreken (waarom wordt er gebruik van gemaakt?, Helpend? Is er reden tot bezorgdheid in gebruik van deze app?).
– Is het programma gebaseerd is op (componenten van) evidence-based behandelingen? Let hierbij niet alleen op de wetenschappelijke onderbouw van de verschillende componenten maar ook op de manier waarop het programma gestructureerd is: wordt bijvoorbeeld ook de systematiek en sequentie van de evidence-based treatment waarop het programma gebaseerd is, gevolgd?
– Is er onderzoek gedaan naar de effectiviteit van het programma?
– Past het programma binnen een “do-not-harm” approach? Je wil zeker zijn dat het gebruik van de app of tool geen schade kan berokkenen aan je cliënt, zoals boodschappen die kunnen leiden tot een negatief zelfbeeld, zwart-wit denken over voeding (bv. voeding is ofwel ‘gezond’ ofwel ‘ongezond’) of aanzetten tot streng lijngedrag (The National Eating Disorders Collaboration, 2010). Heb o.a. oog voor schadelijke adviezen, en bedenk welke implicaties het registreren van eet- en beweeggedrag en gewicht heeft voor jouw cliënt.
– Is er informatie-uitwisseling met andere gebruikers mogelijk, en is dit potentieel schadelijk?
– Heeft uw patiënt anorexia? Start meteen met individuele gespecialiseerde hulp, en dus niet met (online of mobiele) zelfhulp (aanbeveling Nice & Russell, Peterson & Haynos, 2018). Het gebruik van online of mobiele programma’s ter ondersteuning van deze gespecialiseerde hulp voor bijvoorbeeld huiswerkopdrachten is eventueel wel mogelijk.
– Volg je vooruitgang van je cliënt op tijdens aanvullende contacten? Indien er na 4 weken geen verandering is, adviseert NICE om het zelfhulpprogramma te stoppen en toch met een groeps- of individuele behandeling te starten.
Aardoom J.J., Dingemans, A.E. & Van Furth E.F. (2016). E-health Interventions for Eating Disorders: Emerging Findings, Issues, and Opportunities. Current Psychiatry Reports, 18, 1-8.
Anastasiadou, D., Folkvord F., & Lupianez-Villanueva F. (2018). A Systematic Review of mhealth interventions for the support of eating Disorders. European Eating Disorders Review, 26, 394-416.
Fairburn, C.G. & Rothwell E.R. (2015). Apps and Eating Disorders: A Systematic Clinical Appraisal. International Journal of Eating Disorders, 48, 1038-1046.
Hilbert A, Opitz L., & de Zwaan M. (2018). Internet-Based Interventions for Eating Disorders. In W. S., Agras & A. Robinson (eds),The Oxford Handbook of Eating Disorders (2 ed.) ( pp.505-519). Oxford University Press
Juarascio A.S., Manasse S.M., Goldstein S.P., Forman E.M., & Butryn M.L. (2015). Review of Smartphone Applications for the Treatment of Eating Disorders. European Eating Disords Review, 23, 1-11.
Loucas C.E., Fairburn C.G., Whittington C., Pennant M.E., Stockton, S. & Kendall T. (2014). E-therapy in the treatment and prevention of eating disorders: A systematic review and meta-analysis. Behavior Research and Therapy, 63, 122-131.
NEDC (2010). Eating Disorders: The way Forward. A strategic communication framework.
Russell S.L., Peterson C.B., & Haynos A.F. (2018). Eating Disorders. In A. Maragakis & W.T. O’Donohue (eds.), Principle-Based Stepped Care and Brief Psychotherapy for Integrated Care Settings (pp. 183-191).Springer International Publishing.
William P.M., Goodie J. & Motsinger, C.D. (2008). Treating Eating Disorders in Primary Care. American Family Physician, 77, 187-95.