De nieuwe fiches voor ouders zijn er!
AUG 23- Ontdek hier de nieuwe fiches voor ouders.
In de voorbije maanden verschenen nieuwe rapporten rond gezondheid en leefstijl van de Vlaming. Sciensano bracht het rapport rond de voedingsstatus van Belgen die in 2018 deelnamen aan de Gezondheidsenquête, en de Universiteit Gent bracht resultaten van Vlaamse jongeren die in 2018 deelnamen aan de internationale HBSC-studie (Health Behaviour in School-aged Children).
In 2018 werd in België de zesde nationale gezondheidsenquête georganiseerd door Sciensano (het vroegere Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid). Deze enquête werd afgenomen bij 10 000 landgenoten en heeft intussen betrekking op acht grote domeinen: (1) gezondheid en kwaliteit van leven, (2) levensstijl, (3) preventieve kennis en praktijken, (4) gezondheidsonderzoek, (5) geestelijke gezondheid en welzijn, (6) gebruik van gezondheidsdiensten, (7) gezondheid en maatschappij, en (8) mondgezondheid. Wanneer men gezondheid door middel van een enquête wil meten, moet men er zich steeds van vergewissen dat de verkregen informatie afkomstig is van de betrokkene zelf, waardoor dit subjectief gekleurd is. Het ervaren gezondheidsgevoel speelt daarbij altijd een rol. Binnen deze beperking gaat het zowel om vragen die betrekking hebben op meer objectieve gegevens (zoals lengte en gewicht) als om vragen die meer subjectieve concepten betreffen (zoals een vraag over de tevredenheid over de eigen gezondheidstoestand). Hier geven we kort de samenvatting van de belangrijkste bevindingen over de ‘voedingsstatus’ van de Belgen, een onderdeel van het rapport rond levensstijl. Het overzicht van de rapporten vind je hier.
Uit de Gezondheidsenquête van 2018 blijkt dat 49.3% van de Belgische volwassenen een BMI heeft van 25 of hoger, 33.4% heeft overgewicht (BMI tussen 25 en 30), en 15.9% heeft obesitas (vanaf BMI 30). De gemiddelde BMI van de Belg is 25,5. Deze cijfers weerspiegelen een lineaire toename in gewicht(status) bij de Belgische bevolking sinds de eerste enquête in 1997. Wanneer we enkel naar Vlaanderen kijken, kunnen we afleiden dat de stijging vooral plaatsheeft in de eerste 10 jaar (1997-2008) van de periode dat er gemeten werd (6,7%) en dat in de tweede helft (2008-2018) de stijging eerder beperkt was (1,1%). Een gelijkaardig beeld zien we in het percentage mensen met obesitas: ook hier zien we de grootste stijging in de periode 1997-2008 (4%) en vlakt de stijging af in de periode tussen 2008-2018 (1.4%).
Tabel 1. Prevalentie overgewicht bij volwassenen volgens de Gezondheidsenquête (bron: Sciensano)
België | Alle | Mannen | Vrouwen |
≥ BMI 25 | 49.3% | 55.3% | 43.4% |
Overgewicht (BMI 25-30) | 33.4% | 38.6% | 28.4% |
Obesitas (≥ BMI 30) | 15.9% | 16.7% | 15.0% |
Vlaanderen | |||
Te zwaar (≥ BMI 25) | 48.2% | 54.8% | 41.9% |
Overgewicht (BMI 25-30) | 33.2% | 38.6% | 28.1% |
Obesitas (≥ BMI 30) | 15.0% | 16.2% | 13.8% |
Tabel 2. Metingen van Body Mass Index bij de Belgische volwassenen (bron: Sciensano)
1997 | 2001 | 2004 | 2008 | 2013 | 2018 | |
Overgewicht (BMI ≥ 25) | 41.3% | 44.5% | 44.1% | 46.9% | 48.1% | 49.3% |
Obesitas (BMI ≥ 30) | 10.8% | 12.1% | 12.7% | 13.8% | 13.7% | 15.9% |
Ondergewicht (BMI < 18,5) | 3.7% | 3.5% | 3.4% | 3.1% | 3.0% | 2.9% |
Tabel 3. Metingen van Body Mass Index bij Vlaamse volwassenen (bron: Sciensano)
1997 | 2001 | 2004 | 2008 | 2013 | 2018 | |
Overgewicht (BMI ≥ 25) | 40.4% | 43.3% | 42.7% | 47.1% | 47.2% | 48.2% |
Obesitas (BMI ≥ 30) | 9.6% | 11.0% | 11.5% | 13.6% | 12.6% | 15.0% |
Ondergewicht (BMI < 18,5) | 3.7% | 3.3% | 2.8% | 2.7% | 2.6% | 2.9% |
Er werden groepsverschillen gevonden in geslacht, regio, leeftijd en opleidingsniveau. Meer mannen (55.3%) dan vrouwen (43.4%) hebben te maken met overgewicht; voor obesitas zijn er geen verschillen tussen de geslachten. De prevalentie van overgewicht (BMI ≥ 25) is lager in Vlaanderen (48.2%) en Brussel (46.5%) in vergelijking met Wallonië (51.8%). Overgewicht neemt toe met de leeftijd (tot 75 jaar). In de jongste (volwassen) leeftijdscategorie, tussen 18 en 24 jaar, heeft 1/4 een BMI van 25 of meer; vanaf 45-jarige leeftijd gaat het over ongeveer 6/10 Belgen. In de oudste leeftijdsgroep daalt de prevalentie van overgewicht naar ongeveer 1/2 Belgen. Deze leeftijdstrends zien we ook in Vlaanderen, met iets lagere cijfers. Overgewicht komt vaker voor bij personen met een lager opleidingsniveau. Bij de groep met het laagste opleidingsniveau heeft 61,8% overgewicht (BMI ≥ 25) en 21.8% obesitas ((BMI ≥ 30).
Uit de Gezondheidsenquête (2018) blijkt verder dat op nationaal niveau 19.0% van onze kinderen en jongeren (2-17 jaar) te veel weegt, waarvan 5.8% obesitas heeft. In Vlaanderen is de prevalentie van overgewicht en obesitas respectievelijk 16.2% en 4.6%. De prevalentie is hoger in Wallonië (20.6% overgewicht waarvan 6.0% obesitas) en Brussel (respectievelijk 27.3% en 10.5%). De nationale, Vlaamse en Waalse cijfers zijn vrij stabiel; in Brussel is er een toename sinds 1997. Het zijn vooral de jongste kinderen waarbij obesitas vaak voorkomt, dit zowel in België als in de verschillende gewesten. Op nationaal niveau is er sprake van obesitas bij 11.7% van de 2-4 jarigen. Verder komen overgewicht en obesitas vaker voor bij kinderen en jongeren van ouders die minder hoog opgeleid zijn [1].
Tabel 4. Prevalentie overgewicht bij kinderen (2-17 jaar) volgens de Gezondheidsenquête (bron: Sciensano)
België | Alle | Jongens | Meisjes |
Te zwaar | 19.0% | 17.7% | 20.4% |
Overgewicht | 13.2% | ||
Obesitas | 5.8% | 4.9% | 6.6% |
Vlaanderen | |||
Te zwaar | 16.2% | 14.5% | 18% |
Overgewicht | 11.6% | ||
Obesitas | 4.6% | 4.2% | 5.1% |
Wat voedingsgewoonten betreft, zoomen we in op het nemen van een ontbijt. Meer dan 3/4de van de Belgen ontbijt dagelijks (77.2%), en dit percentage ligt lager dan in 2013 toen 78.1% aangaf dagelijks te ontbijten. Vlamingen ontbijten vaker (79.9%) dan inwoners van Wallonië (74.0%) of Brussel (73.6%). Kinderen, vrouwen en ouderen ontbijten het vaakst. Adolescenten en jongvolwassenen (15-24) ontbijten het minst vaak, met slechts een kleine 2/3 in deze leeftijdsgroep.
In 2019 werden nieuwe cijfers gedeeld vanuit de studie Jongeren en gezondheid voor Vlaanderen. Hieruit bleek dat 14% van de adolescente jongens (11-18 jaar) en 13.5% van de meisjes overgewicht heeft, waarvan respectievelijk 4.4% en 4.3% onder de categorie “obesitas” valt. Deze cijfers weerspiegelen een gemiddelde afname sinds de vorige bevraging, waarbij een prevalentie van 15.8%-15.9% werd gevonden. Wanneer we de leeftijdscategorieën nader bekijken, blijkt de prevalentie in de meeste leeftijdscohortes stabiel, en situeert de afname zich bij de 11- en 12-jarige meisjes en bij de 15- en 16-jarige jongens. Verder zien we ook net zoals bij volwassenen een relatie met opleidingsniveau: jongeren uit het beroeps secundair onderwijs hebben een hogere prevalentie van overgewicht (24.5-24.6%) in vergelijking met jongeren uit het algemeen (9.1-10.1%) en technisch secundair onderwijs (13.6-15.0%). Dit was ook zo bij de vorige bevraging. Binnen elke opleiding zijn de cijfers stabiel in vergelijking met vorige enquête.
Ook lichaamsbeeld (zichzelf te dik of te mager vinden) en lijngedrag werd opnieuw meegenomen. Gemiddeld genomen vindt 43.3% van de meisjes tussen 11 en 18 jaar zichzelf te dik, en 24.4% van de jongens. Positief is dat dit percentage gedaald is sinds vorige bevraging, toen 49.7% van de meisjes en 27.7% van de jongens zich te dik voelde. Anderzijds zien we ook dat lichaamsontevredenheid bij jongens zich sinds de vorige bevraging sterker uit als zich te mager voelen, van 17.2% in 2014 naar 20.1% in 2018. Bij meisjes blijft dit percentage rond 10%. Lichaamsontevredenheid, los van de vorm, neemt toe met de leeftijd. Bij meisjes gaat het over een toename in zich te dik voelen (en voelen eerder minder meisjes zich te mager); bij jongens is het net omgekeerd: jongens voelen zich vaker te mager naarmate ze ouder worden, en voelen zich minder vaak te dik. Dit ligt in lijn met het verschil in cultureel schoonheidsideaal voor mannen en vrouwen: Adolescente meisjes blijken meer mediadruk te ervaren om gewicht te verliezen, in vergelijking met jongens. Jongens daarentegen ervaren meer druk om toe te nemen in spiermassa. De druk die de jongeren ervaren om aan het schoonheidsideaal te beantwoorden, neemt toe met de leeftijd (McCabe et al., 2002). Net zoals de prevalentie van overgewicht het hoogst is bij jongeren uit het beroeps secundair onderwijs, ligt lichaamstevredenheid (zich goed voelen bij het eigen gewicht) het laagst bij deze jongeren.
Er is geen 1-1-relatie tussen het hebben van overgewicht/ondergewicht, en lichaamsontevredenheid. Ten eerste voelen meer jongeren zich te dik dan dat er jongeren zijn die daadwerkelijk overgewicht hebben. Zo zien we dat maar liefst 20% van de jongens en 43% van de meisjes met een normaal gewicht zich te dik voelen, en dit geldt zelfs voor respectievelijk 4% en 13% van de jongens en meisjes met ondergewicht. Ook opvallend is dat ongeveer de helft van de jongeren die te mager is, tevreden is met het eigen gewicht (45-54%). En, last but not least, voelt niet élke jongere met overgewicht of obesitas zich te dik: tussen de 13% en 30% vindt van zichzelf dat ze een goed gewicht hebben.
In tegenstelling tot de gunstige evolutie rond lichaamsperceptie, waarbij minder jongeren zich te dik voelen sinds vorige bevraging, zien we een toename in het aantal jongeren dat gedrag stelt om gewicht te verliezen óf van zichzelf vindt te moeten afvallen. Hoewel de beoordeling van het eigen gewicht en (wens tot) lijngedrag beide gezien kunnen worden als een indicator van lichaams(on)tevredenheid, geven ze dus verschillende evoluties weer. Gemiddeld genomen gaat het bij (wens tot) lijngedrag over 51.6% van de meisjes tussen 11 en 18 jaar, en 30.2% van de jongens, tegenover 41.9% en 22.7% in 2014. Bij meisjes neemt dit getal toe met de leeftijd. Zo stelt 14% van de 11-12-jarige meisjes lijngedrag, tegenover 24% van de 17-18-jarige meisjes, en stijgt de prevalentie van meisjes die denkt te moeten lijnen van 26% naar 37%. Bij jongens stelt ongeveer 1/10 lijngedrag en denkt 1/5 lijngedrag te moeten stellen, met een lichte daling naarmate de jongens ouder worden. Jongeren uit het ASO hebben opnieuw het gunstigste profiel.
Ook hier is er geen 1-1 relatie tussen lijngedrag en gewicht. De hoogste cijfers rond lijngedrag situeren zich bij de jongeren met overgewicht of obesitas: tussen 27% en 45% stelt daadwerkelijk lijngedrag, nog eens 41%-49% is van mening dat lijnen wenselijk is. Maar ook ongeveer 1/4 jongens en 1/2 meisjes met een normaal gewicht stellen lijngedrag of voelen deze nood, en lijngedrag leeft zelfs bij 6% van de jongens en 17% van de meisjes met ondergewicht.
Kortom, hoewel we een gunstige evolutie zien in de prevalentie van overgewicht, blijven de cijfers rond lichaamsontevredenheid in Vlaanderen zorgwekkend hoog. Als we beide indicatoren van lichaamsontevredenheid samenleggen (beoordeling gewicht en (nood aan) lijngedrag), concluderen we dat een kleine helft van onze adolescente meisjes en een flinke één op vier van onze jongens van zichzelf vinden dat ze moeten afvallen. Hoe dit verder zal evolueren, kunnen we op dit moment moeilijk inschatten. Gezien lichaamsontevredenheid en lijngedrag belangrijke risicofactoren zijn van eet- en gewichtsproblemen, moeten we aandachtig blijven dat inspanningen rond preventie van overgewicht, deze risico’s niet versterken.
Referenties
Drieskens, S., Charafeddine, R. & Gisle, L. (2019). Gezondheidsenquête 2018: Voedingsstatus. Brussel, België: Sciensano; Rapportnummer: D/2019/14.440/53. Beschikbaar op: www.gezondheidsenquete.be
Jongeren en Gezondheid (2019). Factsheet voeding. Beschikbaar op www.jongeren-en-gezondheid.ugent.be
McCabe, M., Ricciardelli, L., & Finemore, J. (2002). The role of puberty, media and popularity with peers on strategies to increase weight, decrease weight, and increase muscle tone among adolescent boys and girls. Journal of Psychomatic Research, 52, 145-153.